Door Geert Wijnhoven
Wie
Frits Suer (geboren 8 februari 1940 in Nieuwer-Amstel)
Getrouwd met Irene Harkamp. Een dochter: Daniëlle
Loopbaan
Vanaf 1962 tot 2004 lid, bestuurder en manager van Martinus in Amstelveen.
Vanaf 1964 tot 1974 sportjournalist bij Amstelveens Weekblad, Nieuw Utrechts Dagblad, De Tijd, NCRV- sportshow en NOS-Langs de Lijn.
Van 1974 tot en met 1985: AVRO’s Sportpanorama.
Van 1986 tot 2005 hoofd sponsoring Nationale Nederlanden. Perschef op Olympische Spelen in Albertville (1992), Barcelona (1992), Lillehammer (1994), Atalanta (1996)
Met pensioen in 2005. Bleef in allerlei rollen, vooral rond sportmarketing, actief.
In 2015 medeoprichter van De Volaren. Eind dit jaar stopt hij als vicevoorzitter van de Volaren.
Het begint allemaal op het veld
“Als bestuur kun je wel een mooi plan maken om de top te halen. Maar daarmee lukt het niet. Er moeten mensen op het veld staan die het willen doen. Die de inspanning willen leveren om de top te halen. Zonder hen en begeleiders kom je er niet en slaagt het niet. Bij Martinus waren het steeds de spelers die initiatieven namen om meer te trainen. Vooral zij hadden de ambitie om de internationale top te bereiken. Wij als bestuurders hebben ook weleens gedacht: moet dit nu wel. Aan de ene kant had ik als sportjournalist bij de internationale top wel gezien dat men daar urenlang per dag trainde. Cuba bijvoorbeeld 8 uur per dag. Aan de andere kant was mijn zorg hoe we dat konden betalen. Geld of geen geld, de spelers gingen door. En wij faciliteerden het uiteindelijk wel. Mede dankzij een grote sponsor: Brother International.”
Draai om de oren
Frits Suer (bijna 81 jaar oud) is trots op wat er in Amstelveen voor elkaar kwam. Een gesprek over hoe de heren van het Amstelveense Martinus tussen 1975 en 1988 vanuit de krochten van het Nederlandse volleybal het tot de gekroonde koning bracht. En dat was de voorbode voor Olympisch goud in 1996. Frits ziet daarin ook de rol van zichzelf als bestuurder. Hij relativeert en durft ook dieptepunten aan te halen. “In alle emoties hebben wij toen best mensen voor het hoofd gestoten”. En hij haalt een zilveren miniatuurstoeltje voor de dag om zijn verhaal kracht bij te zetten. “We speelden met Martinus in 1979 een wedstrijd tegen Zaan’69. Toen vond ik dat we onterecht verloren. Ik had samen met Axel Hinze van Zaan al een biertje gedronken. Die zei: “Frits je wordt genaaid”. Na afloop kreeg ik het aan de stok met scheidsrechter Max Vuylsteke. Ik gaf hem een draai om zijn oren. Hij gooide een stoel naar me. Ik werd daarna zes maanden geschorst. Volstrekt terecht natuurlijk. Die klap, dat had ik nooit mogen doen. We hebben in al die jaren best mensen geschoffeerd. Daarom ben ik onder de indruk van de mensen die me tegenkomen zonder me dat na te dragen en bewondering uiten voor wat we hebben bereikt. We hebben een trend gezet. Bij mijn afscheid van Nationale- Nederlanden kwam Max Vuylsteke op de receptie in Noordwijk mij de hand schudden, terwijl hij niet eens een uitnodiging had gekregen. Van hem kreeg ik dit stoeltje, als herinnering aan de stoel waarmee hij had gegooid. Dat vind ik wel mooi.”
Uitzicht over Amstelveen
Nu kijkt Frits dagelijks van negen hoog uit op de omgeving waarin hij al zijn hele leven woont: Amstelveen. Aan de ene kant ziet hij in de verte de Johan Cruijff-Arena. Aan de andere kant kan hij met een verrekijker de Dom van Utrecht zien. En als de ‘Kerstboom’ bij Lopik aan is, bewondert hij die vanachter het glas van zijn balkon. Frits heeft een (overleden) broer, die eerst bij Dagblad de Tijd werkte en later hoofd informatieve programma’ s bij de NOS was, en een zus (die in Alexandria vlakbij Washington in de VS woont). ”Mijn vader ging na de oorlog bij het leger als sergeant-sportinstructeur. Hij heeft toen in het Wagener Stadion nog een groot bevrijdingssportfeest georganiseerd. Mijn vader voetbalde en bokste.”
Sportclubs van gezamenlijke parochies
“Vroeger mocht je op je twaalfde pas lid worden van een sportvereniging. Dus op mijn elfde werd ik ingeschreven bij Sint Martinus. De katholieke club voor de parochies Sint Anna, Sint Augustinus en Sint Agnes. In die tijd had je maar drie leeftijdsgroepen: adspiranten, junioren en senioren. Ik schopte het als voetballer tot het tweede elftal van de club, dat het tot de reserve-derde klasse KNVB bracht. Veel van de mensen die ik ken uit die tijd zijn nu overigens nog actief. Sint Martinus was een omnisportvereniging. Naast handbal en turnen werd in 1954 een volleybalafdeling opgericht. Dat was het gevolg van het weer. In 1953 was het bijvoorbeeld een winter met veel sneeuw en kou. Dan konden ze vier maanden niet voetballen. Mijn neef Dick speelde in het eerste elftal en met een paar vrienden gingen ze in de zaal maar volleyballen. Zaalvoetbal bestond nog niet. Met behulp van een bestuurslid werd de volleybalafdeling opgericht, die in september 1954 competitie ging spelen. In de oude RAI en de Apollohal.”
Secretaris bij volleybalclub
“Ik was in dienst geweest. In 1962 sprak ik op de verjaardag van mijn vader een oom, die met volleybal bij Sint Martinus bezig was. Ik vond dat ze het maar amateuristisch aanpakten. Mijn oom zei: Dan moet je bij ons komen. We hebben een nieuwe secretaris nodig. Zo kwam ik in het bestuur. Ik vond volleybal wel leuk, had het op school ook al gedaan. Maar ons niveau was heel laag. De club had toen nog maar drie of vier teams.”
Zes cent per regel
Frits Suer ging na de Mulo zonder enige verdere opleiding werken bij de Nederlandse Bioscoopbond. “Ik begon als jongste bediende in de postkamer. Daar leerde ik notuleren en uittreksels van lange teksten maken. Samenvattingen. Mijn broer werkte als journalist bij De Tijd. Waarschijnlijk hadden we alle twee het talent van onze vader. Die ging in de jaren ’50 bij de KLM werken. Daardoor konden we goedkoop reizen. Mijn vader maakte van die reizen verslagen, die ik nog steeds heb bewaard. Goede reisverhalen. Als secretaris van de volleybalafdeling van Martinus vroeg het Amstelveensch Weekblad mij om kleine verslagjes in te leveren van de wedstrijden van het eerste dames- en herenteam. Dat beviel de redactie zo goed, dat ik steeds vaker werd gevraagd om stukjes te schrijven. Het Amstelveensch Weekblad was toen een flinke krant met soms wel 48 pagina’s per week op het grote oude krantenformaat. Voor het schrijven kreeg ik daar zes cent per regel voor. Eind 1964 werd ik gevraagd om in vaste dienst te komen. Ik verliet toen de Nederlandse Bioscoop Bond waar ik overigens ook nog in staat werd gesteld om het diploma bedrijfsarchivaris te halen. “
Aandacht door goed verhaal
“Tegelijkertijd werd ik volleybalmedewerker van het Dagblad De Tijd. Voor het Weekblad versloeg ik bijna alle sporten. Veel voetbal, judo (was een grote sport in Amstelveen), wielrennen, denksporten, turnen, schaatsen en zwemmen. Vervolgens werd ik gevraagd om ook radioverslagen te maken voor de zaterdagse NCRV Sportshow. En een paar jaar later voor NOS Langs de Lijn. Ik heb toen geleerd hoe belangrijk een goed verslag voor een sport kan zijn. Zo trok Theo Koomen met zijn goede stem en zijn enthousiasme de mensen naar het wielrennen. Zo ook Frans Henrichs. IJshockey was in ons land een kleine sport, maar door hem kreeg het toch veel aandacht. Of Hans Brian met het rugby. Natuurlijk moet je wel winnen en succes hebben, maar goede verslaggeving helpt de sport nog wat verder”.
Volleybal vanwege sport in de winter
Sint Martinus werd Martinus en groeide. “We begonnen met een paar vrienden en vriendinnen. Door de toen nog lange winters kwam er meer behoefte aan binnen sporten. En op het Keizer Karelcollege was een enthousiast gymdocent Luc van Mierlo, die veel jongeren naar ons toestuurde. Zo groeiden we. In 1965 kwamen we in de overgangsklasse, wat nu de 2e/3e divisie is. Ik denk dat we in 1974 in de tweede divisie kwamen. Vervolgens maakten we in 1977, via de eerste divisie, de stap naar de eredivisie. Dat had ook te maken met wat er bij buurman AMVJ gebeurde. Daar ging de aandacht wel heel erg alleen maar naar het eerste team. Er kwamen nogal wat, teleurgestelde, afvallers naar ons toe. Zo konden wij stappen maken in het niveau.”
Investeren in trainers
“We gingen omhoog toen we met goede trainers aan de slag gingen. Eerst Wim Hoeboer en later Geert Trompetter. Allebei topspelers van AMVJ. Ik sprak in die tijd met de vader van drie meisjes die bij ons speelden: Harry Pelser. Hij stond bekend als een heel goede voetbaltrainer. En hij was mededirecteur van Brother. Hij adviseerde om te investeren in trainers.”
Marco Brouwers bezielde
“Behalve die goede trainers hadden wij wel wat talent in huis: Marco Brouwers was daar de opvallendste van. Hij was de bezielende figuur en vooral door hem kwamen we in 1979 in de eredivisie. Maar we degradeerden ook meteen weer, omdat hij trombose in zijn arm kreeg en een seizoen niet kon spelen. Maar de spelersgroep bleef bij elkaar. Het was ook een vriendengroep, met binding. Drie spelers hadden bijvoorbeeld ieder een relatie met een van de drie zusjes Pelser, die bij de dames speelden. Er kwamen ook betere spelers bij. Dat gebeurde allemaal nog met onze eerste sponsor: Valkenberg. Die betaalde toen 25.000 gulden. Geld ging inmiddels wel een rol spelen. Iemand als Marco Brouwers kon zo overal terecht.”
Brother: wij betalen als ze dagelijks trainen
“Bert Goedkoop kwam bij ons vandaan en had een paar jaar bij AMVJ gespeeld. Hij was het niet eens met de trainingen van Harrie Veldhuis. Hij kwam terug. Dat was de opmaat naar de volgende stap. Een jaar later kwam Avital Selinger erbij. Ze trainden vier keer in de week. In 1984 werden we voor de eerste keer Nederlands kampioen. We deden mee aan de Europacup. Haalden de poule van de laatste vier. Dachten zelfs wel tweede of derde te kunnen worden. Maar de Italianen, Fransen en Spanjaarden veegden ons weg. Ik was toen manager. Ik belde de sponsor om te vertellen wat er was gebeurd. Pelser en Sier maakten zich zorgen of het team wel bij elkaar zou blijven. Ik zei: Geert Trompetter wil dat ze meer gaan trainen. Maar dat gaat veel geld kosten. Directeuren Harrie Pelser en Fred Sier van sponsor Brother belden al snel terug. Ze zeiden: ‘Als dat moet, betalen wij het’.”
Met talent win je hooguit een set
“Als sportjournalist was ik op heel veel plaatsen in de wereld geweest. Ik had in 1972 met trainer Matsudeira van Japan gesproken. Was in Cuba geweest. Bij de Russen. De Oost-Duitsers. Die zeiden allemaal dat we talent zat hadden. Maar dat we daarmee hooguit een set van ze zouden winnen. Ze hadden gelijk. We moesten meer trainen. Maar de volleybalbond was niet bepaald met veranderen bezig.”
Schijten op mijn hoofd
“Op de zondagmiddag waren we vaak samen bij de familie Pelser thuis, het gezin met de drie volleyballende dochters en hun verkeringen (Brouwers, Brokking en Buijs). Het was daar een zoete inval als Pelser terugkwam van het coachen van voetbalclubs als RKAVIC en later DCG. Dan zaten we daar bij elkaar en ging het alleen maar over volleybal. Op een keer stonden we daar in het trappenhuis met Pelser, Geert Trompetter, Bert Goedkoop en ik. Geert hield een pleidooi voor dagelijks trainen. Hij vond dat ze er niet bij moesten werken. Dan zouden ze hun hoofd niet genoeg bij het volleybal houden en was het rendement van dagelijkse trainingen te beperkt. Toen zei Bert: ‘Dat moeten we zeker doen. Maar zonder jou.’ Dat was een vonnis. Hij wist dat Marco Brouwers dat ook al in zijn hoofd had. De anderen volgden.” Geert omschreef het in interviews als: ‘Ik heb de apen leren klimmen en nu schijten ze op mijn hoofd’.”
“Toen was de vraag wie: wie dan?”
Peter Murphy en Johan van der Haar hebben het toen opgepakt. Peter hield het team in het spoor. Er waren heel veel meningsverschillen. Dan zei Peter: ‘Zo doen we het en anders doe je het zonder mij’. Hij vertelde ons ook dat de opstart wat moeite zou kosten, maar dat het goed zou komen. We verloren de eerste twee wedstrijden, maar werden uiteindelijk kampioen in een beslissingswedstrijd met Starlift.”
Meedoen in Seoul was het einde
“Brother was in 1979 begonnen als opvolger van sponsor Valkenberg. Brother stopte er in het begin 100.000 gulden in. Dat groeide. Toen we in 1988, het laatste jaar, Europacup speelden, betaalden ze tegen de miljoen gulden. Fred Sier was de grote baas bij Brother. Hij zag de populariteit dalen. Lange tijd hadden we een volle Bankrashal. Maar dat kalfde af. En hij zag dat de dure spelers toch zouden vertrekken. In 1988 werden de heren van Martinus voor de laatste keer kampioen van Nederland. Arie Selinger stond aan het roer. Toen het Nederlands Team in 1988 de kwalificatie voor de Olympische spelen van Seoul haalde, was dat feitelijk het einde van het Brother-team. Ze gingen als Nederlands team fulltime trainen.”
Nationale Nederlanden op goede moment
Frits Suer was twintig uur in de week bezig met Martinus. Vooral met de mannen. Later kwamen daar ook de vrouwen bij. In zijn werk gebeurde er ook van alles. In 1973 was hij bij AVRO’s Sportpanorama begonnen. In 1986 maakte hij de stap naar verzekeraar Nationale- Nederlanden (NN). “Ik merkte dat het bij de Omroep financiéel moeilijker werd. Wibo van der Linde werd chef. Dure producties in het buitenland maken, werd steeds moeilijker. Terwijl dat echt mijn ding was. Ik ontmoette in 1985 op een paardenconcours in Eindhoven mensen van NN. Die vroegen me of ik bij NN een sponsorafdeling wilde opzetten. Ik heb me overigens toen laten adviseren door Karel ten Bruggencate, bestuurslid van Starlift. Karel was bekend met de verzekeringswereld. Hij zei:” Dat is een goed bedrijf. Moet je doen”. Die vraag kwam precies op het goede moment.”
Sponsoring volleybal een koopje
“Bij NN zagen ze het net ontstane Aegon als een bedreiging. Aegon gingen het schaatsen sponsoren. NN was tweemaal zo groot, maar liep in naamsbekendheid ver achter. Jaap van Rijn was voorzitter van de directie. Hij was een liefhebber van balsporten. Had in zijn woonplaats Katwijk zelf een handbal- en volleybalvereniging opgericht. NN deed toen alleen iets in de paardensport en ad hoc in wielrennen en turnen. Ik bracht in dat hardlopen en volleybal mogelijkheden boden. Bij volleybal hadden ze alleen een kledingsponsor. We zijn toen begonnen met de sponsoring van het finaletoernooi Europacup in 1986 in Den Bosch. We spraken met voorzitter Piet de Bruijn en communicatieman Vincent Pijpers. Vooral Vincent was heel belangrijk voor ons succes in het volleybal. NN sponsorde de Nevobo met 450.000 gulden. Daarvoor mochten wij de enig zichtbare sponsor zijn. Dat leek veel geld, maar was feitelijk een koopje.”
Zoodsma, Posthuma, Grabert
“Door de inbreng van Nationale-Nederlanden konden Ronald Zoodsma en Jan Posthuma uit Sneek aan het Nederlands team worden toegevoegd . En Rob Grabert uit Geldrop. Dagelijks kwamen zij naar Amstelveen om onder leiding van Arie Selinger te trainen in de oude Bankrashal met die alom gewaardeerde verende vloer.
Bram Vermeulen
“Het was een geweldige tijd. Pionieren. Als je in Roemenië zat, was je helemaal op jezelf aangewezen. Niet eens telefoon. En we hadden succes. Maar we hielden niet altijd evenveel rekening met andere mensen. En we deden ook dingen waarmee we anderen schoffeerden. Ik herinner me dat we bij een van de laatste kampioenschappen cabaretier Bram Vermeulen, oud-international die toen al jaren geen bal meer had aangeraakt, lieten meespelen. Die wedstrijd wonnen we ook nog. Dat was niet erg charmant naar de tegenstander.”
Fusie het einde voor Amstelveen
Suer is tot het jaar 2010 actief gebleven bij Martinus. Hij maakte nog drie succesvolle jaren bij de dames mee, die toen onder leiding van Avital Selinger trainden. “Vervolgens kwam de fusie met AMVJ. Het kon niet anders, maar het werkte niet. Het heeft verenigingen als US en Huizen op weg geholpen, omdat tot op de dag van vandaag diverse Amstelveense volleyballers daarnaartoe zijn gegaan.”