Door Geert Wijnhoven
WIE
Jaap Korsloot (geboren 9 mei 1934 in Den Haag)
Getrouwd met Maria Valencia. Stiefzoon Edgar (28 jaar). Zoon Robert (17 jaar). Allebei voetballers. Uit eerder huwelijk met Aafke Gaasbeek: dochter Kathinka (62 jaar) volleybalde Eredivisie bij AMVJ en zoon Mark (56 jaar) volleybalde Eredivisie bij Alcom Capelle.
Jaap heeft twee kleinkinderen.
Opleiding: studeerde scheikunde aan de Universiteit van Amsterdam. Promoveerde in 1969 aan de Universiteit van Groningen: doctor in de wis- en natuurkunde.
Werkte van 1 april 1964 tot aan zijn pensioen in 1995 in allerlei functies bij Philips in Weesp, dat later werd overgenomen door het Belgische Solvay.
VOLLEYBALLOOPBAAN
Als speler
Vossius (-gymnasium), Amsterdam 1948-1955
VHH, Amsterdam 1955-1958
AMVJ, Amsterdam 1958-1969
Interlands
41 tussen 1953 en 1964
Als trainer
AMVJ 1961-1967
AMVJ 1969-1973
Oranje 1973
Oranje 1976-1979
ERGENS TUSSEN RINUS MICHELS EN STEFAN KOVÁCS
“Frits Suer beschreef me op een manier waar ik me wel in kan vinden: ergens tussen Rinus Michels en Stefan Kovács. Allebei trainer/coach bij voetbalclub Ajax. De rechtlijnigheid en hardheid van Rinus Michels past aan de ene kant wel bij me. Maar ik realiseerde me ook dat de spelers het allemaal deden uit liefhebberij. Vandaar dat ik ook een zachte kant had, zoals Michels’ opvolger Kovàcs.” Hij zit er nog even rechtop en rustig bij als in de tijd dat hij coach was bij Deltalloyd/AMVJ, in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Jaap Korsloot is 87 jaar oud. Zijn herinneringen aan mensen, feiten en cijfers verwoordt hij kraakhelder.
Naar het gymnasium
Jaap Korsloot groeide op in Amsterdam, als tweede in een gezin van vijf kinderen. “Mijn ouders steunden ons als je een opleiding kon en wilde volgen. Omdat ik goed kon leren, mocht ik naar het gymnasium. Amsterdam had er twee: Vossius en Barlaeus. Ik ging naar het Vossius: dat was het kortst bij ons huis. Daar kwam ik in 1948 in contact met volleybal. Een jongen uit een hogere klas, Van Zon heette hij, organiseerde het en werd daarin gesteund door een wiskundeleraar.”
1947: Oprichting NeVoBo
Het volleybal stond nog in de kinderschoenen. Pater Buis, de man die het in 1925 in Nederland (in seminaries) introduceerde, leefde nog. Na de oorlog was in 1946 in drie steden – Amsterdam, Den Haag en Utrecht – het volleybal weer, min of meer georganiseerd, van start gegaan. In 1947 werd de internationale bond FIVB opgericht. In hetzelfde jaar startte ook de NeVoBo (6 september 1947). 1948 was het eerste jaar dat er een Europees Kampioenschap werd gehouden. Nederland deed er aan mee met zes spelers, onder aanvoering van Kees van Zweden. Nederland werd tiende… van de tien.
Last van voetbalblessures
Jaap Korsloot: “Ik voetbalde bij TIW. En beoefende allerlei andere sporten, zoals turnen. Dat kon allemaal op de school. We deden mee aan het FAMOS-toernooi. Scholen traden in het strijdperk met sportieve en culturele activiteiten. Als volleyballers deden we met het Vossius mee tot 1952. We wonnen het toernooi een aantal keren. We namen ook deel aan de gymnasiasten-Olympiade. Daar deden de gymnasia van Nederland aan mee. Wonnen we het volleybal ook twee keer. Vanwege die resultaten werd je op Vossius een held. We trainden officieel maar één keer in de week. Maar we hadden op de school een eigen gymzaal, waar we ook tussen de middag speelden. Dus we trainden eigenlijk onszelf. Alles, op serveren na, ging bovenhands. We wonnen. Maar je kunt rustig zeggen dat in die tijd in het land der blinden eenoog koning was. We speelden niet alleen tegen andere scholen, we gingen met Vossius ook competitie spelen. Ik stopte met voetbal. Weliswaar kon ik dat ook heel behoorlijk; ik was snel en technisch. Maar ik liep blessures op waarvan ik last had tijdens het volleybal.” Op zijn zestiende, in 1952, hangt Jaap zijn voetbalschoenen aan de wilgen.
1953: eerste uitnodiging Oranje
“We begonnen in 1948 in de derde klasse Amsterdam. We werden meerdere keren kampioen en kwamen via de 2e en 1e klasse in de hoofdklasse terecht. Tot 1955 heb ik bij Vossius gespeeld. Je mocht ook na je schooltijd blijven. Maar als spelers hun studie afrondden, gingen ze alle kanten op. Het team viel uit elkaar. Ik stapte over naar VHH. In 1955 had ik in het team van de stad Amsterdam al met VHH-ers samengespeeld. Daarmee waren we op een toernooi in Slovenië geweest. Zo kende ik er al een aantal. Daar speelde ik voor het eerst met niet alleen maar allemaal doordraaien, maar met mensen die echt aanvielen en anderen die de set-up gaven. Ik was aanvaller. Bij VHH ging het er heel wat serieuzer aan toe dan bij Vossius. Een van de mensen tegen wie toen in de regio werd opgekeken, was Dick Ruijter. Die speelde in het Nederlands team. Ik was, waar ik speelde, steeds de beste. In 1953 kreeg ik een uitnodiging voor Oranje. Daar ging ik in eerste instantie niet op in. Ik stond voor mijn eindexamen.” Na zijn examen in het najaar van 1953 maakt Jaap zijn debuut in Oranje. In een interland tegen België.
AMVJ: speler/trainer/coach
In 1958 zet Jaap een volgende stap: naar het Amsterdamse AMVJ. In zijn eerste seizoen wordt het team, achter DES Voorburg en RVC Rijswijk, derde van Nederland. “VHH viel uiteen. Met AMVJ werden we in 1962/1963 kampioen van Nederland. Ik was sinds dat seizoen speler en coach. In de meeste teams waarin ik speelde, was ik aanvoerder. We hadden toen een team met Gertie Goedhals, Hans Jansen en Hans van Wijnen. Trainer/coach was voor mij een natuurlijke rol. We hadden geen coach dus deed ik dat ook. Voor mij was het voordeel dat ik goed aanvoelde hoe het met medespelers ging.”
NOC houdt Olympische weg op
Op 25 maart 1964 studeert Jaap af. Per 1 april zal hij in dienst treden bij Philips in Weesp. Op 2, 3 en 4 april is er een toernooi om de Spring Cup, in die tijd het officieuze kampioenschap van West-Europa. De Spring Cup is ontstaan omdat alle teams in dit deel van Europa, met ten hoogste een paar keer trainen in de week, kansloos zijn tegen de dagelijks trainende Oost-Europeanen. Jaap: “Oorspronkelijk zou in december 1963 in Parijs om de kwalificatie voor de Olympische Spelen worden gespeeld tegen Frankrijk, Italië en Turkije. Maar Frankrijk en Turkije meldden zich af. Toen speelden we in januari 1964 tegen overgebleven concurrent Italië en wonnen met 3-2. In de ogen van allerlei organisaties, waaronder IOC, hadden we ons daarmee gekwalificeerd. Maar het NOC, de Nederlandse organisatie dus, was het daarmee niet eens. We kregen te horen dat we de Spring Cup moesten winnen om naar Tokio te mogen. Italië, Frankrijk en Portugal waren de tegenstanders. We wonnen ook de finale tegen Frankrijk met 3-1 en kwalificeerden ons.” Die wedstrijd in Hengelo werd geheel uitgezonden door de NTS in zwart-wit beelden. In Japan 1964 staat volleybal voor het eerst op het programma van de Olympische Spelen.
Achtste van de tien in Tokio
Twaalf spelers gaan onder leiding van trainer/coach Henk Blok naar Tokio. Jaap Korsloot is, met zijn 30 jaar, veruit de oudste. Frank Constandse (Voorburg, DES) is, 18 jaar oud, de jongste. De andere tien zijn: Jacques Ewalds (Venlo, Valuas), Rob Groenhuijzen (Rotterdam, Libanon), Jan van der Hoek (Dordrecht, Orawi), Jurriaan Koolen (Den Haag, DES), Jan Oosterbaan (Voorburg, DES), Dinco van der Stoep (Leiden, Libanon), Piet Swieter (Groningen, Oranje Nassau), Joop Tinkhof (Kota Radja, DES), Jacques de Vink (Leiden, DES) en Hans van Wijnen (AMVJ). Van hen zijn er inmiddels drie overleden: Van Wijnen, Van der Hoek en Koolen. Nederland wordt achtste. Verliest kansloos met 3-0 van De Verenigde Staten (9e), De Sovjet-Unie (1e) en Roemenië (3e); met 3-1 van Zuid-Korea (10e) Japan (3e) en Hongarije (6e). En met 3-2 van Bulgarije (5e). Wint met 3-2 van Brazilië (7e) en Tsjecho-Slowakije (2e). De Spelen zijn het einde van Jaap’s interlandloopbaan. In oktober 1964 kan hij voluit aan het werk bij Philips.
Plannen van der Ploeg niet gesteund
In 1967 wordt Hidde van der Ploeg trainer/coach bij AMVJ. Het team wordt, achter Blokkeer, tweede. “In 1968/1969 en 1969/1970 werden ze kampioen. Hidde ontwikkelde een plan om aan te sluiten bij de Oost-Europeanen. Ze zouden daarvoor vier keer per week moeten gaan trainen. Dat was volgens het bestuur niet haalbaar. Hidde nam ontslag. Geert Trompetter zou in 1969 de rol van Hidde overnemen. Dat werkte niet. Toen vroegen de jongens of ik het wilde doen. Ik voelde me verplicht na zoveel jaren met hen te hebben gespeeld. Ik zegde toe voor vier jaar.”
In Sint Anthonis staan ‘helden’ ook op het veld
Zo komt Jaap in alle rust naast het veld te staan en zitten. Het team is populair en laat zich overal zien. Ook tijdens het buitentoernooi op gras, omstandigheden waar het enige andere topteam, Starlift Blokkeer, vies van is. AMVJ doet mee aan Sint Anthonis-toernooi van Activia. Jaap: “Dat vonden we prachtig. Tegen die grote Oost-Europese teams uit Polen en Tsjecho-Slowakije spelen en dan soms ook nog winnen.” In die tijd zijn er nog weinig supporters en spelers die de landskampioenen regelmatig kunnen zien spelen. Op het toernooi in Sint Anthonis staat het volleyballend publiek rijen dik aan de kant om in de laatste rondes van het toernooi op Pinkstermaandag hun rolmodellen te zien spelen: Geert Trompetter en Wim Hoeboer als spelverdeler; Hans Valkenburg en Kees Tinga op de buitenkant; Harry Veldhuis en Hans Jansen op het midden. En Harry de Haas, Hans Lodder en Leo Houwen vanaf de bank.
Drie keer per week trainen is te weinig
Eerst is de Technische Unie sponsor van AMVJ “maar dat is alleen voor trainingspakken en tassen.” Vanaf 1970/1971 komt verzekeringsbedrijf Delta Lloyd met serieuze financiële inbreng op de proppen. De Amsterdammers worden dan drie jaar achter elkaar landskampioen. Jaap: “We hebben met AMVJ veel bereikt. Maar met de toenmalige aanpak kwamen we niet verder. Tegen Oost-Europese ploegen konden we aardig meekomen, maar op momenten of over hele wedstrijden was het toch te weinig. Met drie keer in de week trainen, kon je bij hen geen aansluiting krijgen. De competitie was niet echt boeiend. We speelden hooguit drie keer per jaar tegen Blokkeer. Voor andere wedstrijden was het team nauwelijks te motiveren. Ik probeerde het te verbeteren met het stellen van nieuwe doelen. Bijvoorbeeld dat ze op maandag niet hoefden trainen als ze de tegenstander in totaal onder de 10 punten hielden.” (Sets gingen destijds tot 15 en je kon alleen punten maken als je serveerde)
Kansloos maar gemotiveerd
Het nationale team zit in 1973 in een dip. Veel topspelers willen niet meer. Jaap krijgt de vraag om met een team naar de Spring Cup in het Italiaanse Napels te gaan. “Een team waarvan je wist dat ze kansloos waren voor de winst. Maar ik heb het met hen heel goed naar mijn zin gehad. Ze gingen ervoor: Bert Reparon uit Gouda, Onno Kalf uit Assen, Cees Bosch en Lex Thevissen uit Schaesberg. Sommigen speelden niet eens eredivisie. Samen met Jurriaan Koolen als assistent zijn we daar met een prima instelling bezig geweest.”
Gemengde gevoelens over comeback
In 1973 stopt Jaap bij AMVJ. “Er kwam meer geld bij clubs. Dus werd er ook aan onze spelers getrokken. Echt kiezen voor volleybal was op dat moment maatschappelijk nog onverantwoord. Dus het valt uit elkaar.” In 1976 komt hij, tot 1979, terug als bondscoach: “Bij die periode heb ik heel gemengde gevoelens. Ik merkte dat er veel wantrouwen was tussen spelers uit verschillende regio’s. Dat had ik als speler nooit meegemaakt. Ik respecteerde iedereen en kon met iedereen goed opschieten.” Jaap vertelt over de voorbereidingen op het WK in Italië, EK in Finland en Spring Cup in Griekenland. “Wij speelden een paar oefenwedstrijden als voorbereiding. Ik sprak bijvoorbeeld met Lasznica, de coach van Tsjecho-Slowakije. Die speelden 18 oefenwedstrijden.”
Spelers bedanken voor ‘de eer’
Jaap vertelt hoe spelers vlak voor toernooien afhaken. Dat hij zestien uur heeft om het team voor te bereiden op het EK 1977 in Finland. Vlak daarvoor bedanken er eerst vier en vervolgens zes spelers van Blokkeer voor ‘de eer’. Hij vertelt hoe Nico Ros, van Starlift/Blokkeer, er geen doekjes om windt: “Hij noemde deelname aan het EK zinloos als we tegen vier of vijf Oost-Europese ploegen moesten. Hij zei achter het team te staan als Oranje drie keer in de week zou gaan trainen. Maar dan wel met niet drie maar ten minste vier spelers van Blokkeer. Anders konden ze beter allemaal bij hun eigen club trainen. Want het toernooi vond plaats in de voorbereiding van het seizoen. Dan was met het hele Starlift-team in Oranje trainen voor hem nog wel acceptabel.”
Aanpak Martinus was eyeopener
Hij loopt vooruit op hoe het later zal gaan met Martinus: eerst op eenzame hoogte in de competitie en vervolgens gewoon het ‘hele’ Nederlandse team vormen. Jaap: “Dat is toch wel een ander verhaal. Zij hebben het volleybal echt neergezet. Zij wilden er echt tijd in stoppen. Ik heb ze begin jaren tachtig bezig gezien. Ongelofelijk veel ambitie en wilskracht. Er op die manier mee omgaan, dat was voor mij echt een eyeopener.”
Jaap geniet als hij nu volleybalwedstrijden ziet. “Er wordt zo ontzettend hard geserveerd. Ze verdedigen goed, zitten hoog en slaan hard. Het niveau is enorm hoog. In onze tijd werd een goed geslagen bal niet verdedigd. En als je ziet hoe ze nu een blok kunnen zetten. Maar de spelers zijn ook veel groter dan vroeger. Toen dachten we dat we iemand die zo lang was, het spel technisch niet kon leren.”
Sinds pensionering Battlefield-tours
Vanaf de jaren tachtig is Jaap Korsloot niet meer actief in het volleybal. Zijn werk slokt hem op tot zijn pensioen in 1995. “Na mijn pensionering ben ik actief geworden bij het Airborne Museum in Oosterbeek. Ik was altijd al geïnteresseerd in de geschiedenis. Maar het kwam er nooit van om er wat mee te doen. Ik studeerde, werkte of was bezig met volleybal. Vanaf 1995 heb ik vanuit het Airborne geholpen met het organiseren van Battlefield Tours. Dat betekent dat we soms wel twee of drie keer per week met mensen wandelen langs de plekken waar in september 1944 werd gevochten om Arnhem en Nijmegen. Tot een paar jaar geleden kwamen er heel veel Britse militairen langs. Die hadden legerplaatsen in Duitsland. Als ze naar huis gingen, bezochten ze ons museum. Werden ze meegenomen naar een oorlogsbegraafplaats en allerlei plaatsen waar in 1944 gevochten werd.”