Door Geert Wijnhoven
WIE?
Frank Constandse (geboren 31 mei 1946 in Voorburg – 1,96 meter lang)
Getrouwd; 1 dochter, 1 zoon, die allebei in het tweede team van Starlift/Voorburg in de eerste divisie speelden; ook drie kleinkinderen, via zijn dochter, van wie er eentje speelt bij NOVO in Noordwijk
Woont in Kamperland (Zeeland)
Opleiding: wiskunde
Werkte tot zijn pensioen in 2006 als wetenschappelijk medewerker bij het Centraal Bureau voor de Statistiek in Voorburg
Volleybalde van zijn 12de tot zijn 40ste.
Loopbaan
Speelde en was trainer bij JOV en DES, de laatste club transformeerde in 1964 tot Starlift/Blokkeer, vanaf 1978 Starlift/Voorburg. Speelde daar tot 1985 in het eerste en vervolgens nog twee jaar als trainer-speler (met zijn zoon) in het tweede.
Stopte definitief in 1987; dertien keer landskampioen en vijf keer de beker; de supercup bestond toen niet; won in 1983 de europacup-3 en haalde in 1974 en 1978 de finale van de Europacup 1
Interlands 130 tussen 1963 en 1978.
Frank Constandse (geboren 31 mei 1946 in Voorburg – 1,96 meter lang)
Getrouwd; 1 dochter, 1 zoon, die allebei in het tweede team van Starlift/Voorburg in de eerste divisie speelden; ook drie kleinkinderen, via zijn dochter, van wie er eentje speelt bij NOVO in Noordwijk
Woont in Kamperland (Zeeland)
Opleiding: wiskunde
Werkte tot zijn pensioen in 2006 als wetenschappelijk medewerker bij het Centraal Bureau voor de Statistiek in Voorburg
Volleybalde van zijn 12de tot zijn 40ste.
Loopbaan
Speelde en was trainer bij JOV en DES, de laatste club transformeerde in 1964 tot Starlift/Blokkeer, vanaf 1978 Starlift/Voorburg. Speelde daar tot 1985 in het eerste en vervolgens nog twee jaar als trainer-speler (met zijn zoon) in het tweede.
Stopte definitief in 1987; dertien keer landskampioen en vijf keer de beker; de supercup bestond toen niet; won in 1983 de europacup-3 en haalde in 1974 en 1978 de finale van de Europacup 1
Interlands 130 tussen 1963 en 1978.
WIE?
Toon Gerbrands (geboren 31 oktober 1957 in Sneek – 2.01 meter lang)
Getrouwd; twee kinderen, dochter en zoon hebben allebei gevolleybald, zoon haalde de eerste divisie
Woont in Geldrop (Noord-Brabant).
Volleybalde van zijn 16de tot zijn 27ste.
Loopbaan
Clubs als speler: Animo Sneek, Reflex Kampen en Harderwijk
Trainde, nadat hij op zijn achttiende trainersdiploma haalde, damesteams bij die clubs; daarna als trainer bij de nationale meisjes-jeugdploeg (4e op het Europees Kampioenschap en 5e op het Wereldkampioenschap), Dynamo Apeldoorn (Europacup-3 en vier keer landskampioen, twee bekers, twee supercups) en, tussendoor, van 1997 tot 2000 het nationale herenteam (Europees Kampioen en nummer 1 op de wereldranglijst)
Ging in 2000 met DSB-schaatsploeg werken en was vervolgens 12 jaar algemeen directeur van AZ (landskampioen, KNVB-beker en Johan Cruijffschaal)
Sinds 2014 algemeen directeur bij PSV (twee keer landskampioen en twee keer Johan Cruijffschaal)
Toon Gerbrands (geboren 31 oktober 1957 in Sneek – 2.01 meter lang)
Getrouwd; twee kinderen, dochter en zoon hebben allebei gevolleybald, zoon haalde de eerste divisie
Woont in Geldrop (Noord-Brabant).
Volleybalde van zijn 16de tot zijn 27ste.
Loopbaan
Clubs als speler: Animo Sneek, Reflex Kampen en Harderwijk
Trainde, nadat hij op zijn achttiende trainersdiploma haalde, damesteams bij die clubs; daarna als trainer bij de nationale meisjes-jeugdploeg (4e op het Europees Kampioenschap en 5e op het Wereldkampioenschap), Dynamo Apeldoorn (Europacup-3 en vier keer landskampioen, twee bekers, twee supercups) en, tussendoor, van 1997 tot 2000 het nationale herenteam (Europees Kampioen en nummer 1 op de wereldranglijst)
Ging in 2000 met DSB-schaatsploeg werken en was vervolgens 12 jaar algemeen directeur van AZ (landskampioen, KNVB-beker en Johan Cruijffschaal)
Sinds 2014 algemeen directeur bij PSV (twee keer landskampioen en twee keer Johan Cruijffschaal)
TOON GERBRANDS ONTMOET ZIJN HELD FRANK CONSTANDSE
“In 1973 kreeg ik een aanbieding van Real Madrid. Voor 15.000 gulden, maar ook vrij wonen. Ik kon in het appartement van Gento, die net gestopt was met voetballen. En ik kon dan bij IBM gaan werken. Maar toen kwamen ze er bij dat bedrijf achter dat we pas laat op de zondagavond wedstrijden speelden. Dat betekende dat ik er bij uitwedstrijden op maandag niet zou zijn. En er moest wel serieus gewerkt worden. Dus ging de overstap naar Real Madrid niet door. Ik had het graag gedaan.” Frank Constandse haalt een van de weinige teleurstellingen uit zijn loopbaan aan. Toon Gerbrands luistert geamuseerd en geboeid.
Eer die toekomt
Plaats van ontmoeting is het stadion van PSV op een zaterdag-voetbalavond. Toon heeft Frank met een bescheiden mailtje uitgenodigd. Daarin vertelt hij wie hij is en dat hij wil praten met iemand naar wie hij met ontzag keek. Gevolgd door tussen haakjes: ‘een soort held als is dat wat overdreven haha’. Frank reageert nog dezelfde dag: “Ik voel me zeer vereerd dat iemand met zo’n status in de sport nog zulke herinneringen aan me heeft.” Frank blijkt van voetbal te houden. Misschien nog wel meer dan van volleybal. In het stadion wordt Constandse door menig gast in de belangrijkste loge herkent. Technisch directeur Marcel Brands weet ‘natuurlijk’ meteen wie Frank Constandse is. En Jan Albers, voormalig hockey-international van EMHC en KZ, herkent hem ook onmiddellijk als sportheld. Levert geanimeerde gesprekken op voor de voormalige volleybal-icoon. Toon ziet tevreden hoe zijn held de eer krijgt die hem toe zou moeten komen.
Plaats van ontmoeting is het stadion van PSV op een zaterdag-voetbalavond. Toon heeft Frank met een bescheiden mailtje uitgenodigd. Daarin vertelt hij wie hij is en dat hij wil praten met iemand naar wie hij met ontzag keek. Gevolgd door tussen haakjes: ‘een soort held als is dat wat overdreven haha’. Frank reageert nog dezelfde dag: “Ik voel me zeer vereerd dat iemand met zo’n status in de sport nog zulke herinneringen aan me heeft.” Frank blijkt van voetbal te houden. Misschien nog wel meer dan van volleybal. In het stadion wordt Constandse door menig gast in de belangrijkste loge herkent. Technisch directeur Marcel Brands weet ‘natuurlijk’ meteen wie Frank Constandse is. En Jan Albers, voormalig hockey-international van EMHC en KZ, herkent hem ook onmiddellijk als sportheld. Levert geanimeerde gesprekken op voor de voormalige volleybal-icoon. Toon ziet tevreden hoe zijn held de eer krijgt die hem toe zou moeten komen.
Kijk eens naar Gesink
Constandse: “Ik wilde als kind voetballen. Maar dat mocht niet. Mijn vader speelde samen met twee broers bij BMT in Den Haag, tweede klas. Dat was voor de oorlog het een na hoogste niveau. Mijn oudere broer speelde vanaf z’n achttiende in het eerste van VUC, eerste klasse. Ik was allergisch, ze dachten aan hooikoorts. Dus dan zou je last hebben van vooral graspollen. Ik denk niet dat ik er met dat kortgeknipte gras problemen mee had gehad. Maar goed, ik ging dus niet voetballen maar naar judo. Daar sloeg het stof uit de matten: lijkt me ook niet goed. Ik judode van mijn negende tot mijn vijftiende. In diezelfde gymzaal wilde volleybalclub JOV met jeugd beginnen. Zo startte ik met volleybal. Dat ging goed. Daarom vertrok ik op mijn veertiende naar DES, de club waar ik altijd gebleven ben. Henk Hoogerwaard was trainer, ook van judo. Het was de tijd dat Anton Geesink opkwam. Nam Hoogerwaard me apart en zei: ‘Heb je weleens naar die Gesink gekeken, die korte beentjes dat brede lijf en die enorme armen. Weet je wel waar jouw zwaartepunt zit? Zo win je toch nooit een wedstrijd?!’ Daar had ie natuurlijk gelijk in.”
Constandse: “Ik wilde als kind voetballen. Maar dat mocht niet. Mijn vader speelde samen met twee broers bij BMT in Den Haag, tweede klas. Dat was voor de oorlog het een na hoogste niveau. Mijn oudere broer speelde vanaf z’n achttiende in het eerste van VUC, eerste klasse. Ik was allergisch, ze dachten aan hooikoorts. Dus dan zou je last hebben van vooral graspollen. Ik denk niet dat ik er met dat kortgeknipte gras problemen mee had gehad. Maar goed, ik ging dus niet voetballen maar naar judo. Daar sloeg het stof uit de matten: lijkt me ook niet goed. Ik judode van mijn negende tot mijn vijftiende. In diezelfde gymzaal wilde volleybalclub JOV met jeugd beginnen. Zo startte ik met volleybal. Dat ging goed. Daarom vertrok ik op mijn veertiende naar DES, de club waar ik altijd gebleven ben. Henk Hoogerwaard was trainer, ook van judo. Het was de tijd dat Anton Geesink opkwam. Nam Hoogerwaard me apart en zei: ‘Heb je weleens naar die Gesink gekeken, die korte beentjes dat brede lijf en die enorme armen. Weet je wel waar jouw zwaartepunt zit? Zo win je toch nooit een wedstrijd?!’ Daar had ie natuurlijk gelijk in.”
Contributie was betaald
Gerbrands voetbalt als kind. “Mijn broertje zat op volleybal maar vond er niks aan. De contributie was betaald. Dus moest ik er naartoe. Ik had weinig talent. Haalde met Relfex nog wel de eredivisie. Maar training geven paste me beter en vond ik veel leuker. Trainde bij de mini’s vier mensen die de Olympisch Spelen haalden: Olof van der Meulen en de gebroeders Postma: die gingen in een zeilboot. Ik trainde vrouwenteams bij de clubs waar ik speelde. Dat is mooi te combineren. Op mijn zevenentwintigste stopte ik helemaal met spelen. Peter Murphy haalde me bij steunpunttrainingen. Zo ben ik bij Jong Oranje als trainer terechtgekomen, met speelsters als Elles Leferink, Ingrid Visser en Riëtte Fledderus. Met hen werd het Nederlands damesteam Europees kampioen in 1995. Een maand nadat ze hun periode bij Jong Oranje hadden afgesloten.”
Gerbrands voetbalt als kind. “Mijn broertje zat op volleybal maar vond er niks aan. De contributie was betaald. Dus moest ik er naartoe. Ik had weinig talent. Haalde met Relfex nog wel de eredivisie. Maar training geven paste me beter en vond ik veel leuker. Trainde bij de mini’s vier mensen die de Olympisch Spelen haalden: Olof van der Meulen en de gebroeders Postma: die gingen in een zeilboot. Ik trainde vrouwenteams bij de clubs waar ik speelde. Dat is mooi te combineren. Op mijn zevenentwintigste stopte ik helemaal met spelen. Peter Murphy haalde me bij steunpunttrainingen. Zo ben ik bij Jong Oranje als trainer terechtgekomen, met speelsters als Elles Leferink, Ingrid Visser en Riëtte Fledderus. Met hen werd het Nederlands damesteam Europees kampioen in 1995. Een maand nadat ze hun periode bij Jong Oranje hadden afgesloten.”
4 tegen 4 na de wedstrijd
Hooguit drie keer per week twee uur trainen. Daarmee wordt Starlift/Blokkeer in de jaren 70 van de vorige eeuw talloze malen kampioen. Frank: “Bij DES trainden we in de jaren zestig veel meer. We hadden allemaal vakantie van school. Maar niemand had geld om ergens naartoe te gaan. In Voorburg lag een betonnen veldje achter het politiebureau. Daar trainden we de hele dag. Daardoor waren we een stuk beter dan de rest. Later, met Starlift, waren we ook veruit de beste. Deden we op één dag de uitwedstrijden tegen SFC Assen en Lycurgus Groningen. En als we in de Vliegermolen in Voorburg na een dik half uur met gemak met 3-0 een competitiewedstrijd wonnen, speelden we nog een potje met elkaar: 4 tegen 4 of 5 tegen 5. Vond het publiek mooier dan de officiële wedstrijd.”
Hooguit drie keer per week twee uur trainen. Daarmee wordt Starlift/Blokkeer in de jaren 70 van de vorige eeuw talloze malen kampioen. Frank: “Bij DES trainden we in de jaren zestig veel meer. We hadden allemaal vakantie van school. Maar niemand had geld om ergens naartoe te gaan. In Voorburg lag een betonnen veldje achter het politiebureau. Daar trainden we de hele dag. Daardoor waren we een stuk beter dan de rest. Later, met Starlift, waren we ook veruit de beste. Deden we op één dag de uitwedstrijden tegen SFC Assen en Lycurgus Groningen. En als we in de Vliegermolen in Voorburg na een dik half uur met gemak met 3-0 een competitiewedstrijd wonnen, speelden we nog een potje met elkaar: 4 tegen 4 of 5 tegen 5. Vond het publiek mooier dan de officiële wedstrijd.”
Echte toppers geen trainer
Toon wordt trainer. Frank doet het er alleen een beetje bij tijdens het afbouwen van zijn loopbaan. Ze zijn het erover eens hoe dat komt. “Hele goede spelers worden geen trainer. Wel degenen die het net niet redden. Die eredivisie hebben gespeeld, maar geen internationaal niveau halen. Die hebben de drive om een goede trainer te worden.” Namen komen voorbij. Louis van Gaal. Peter Murphy. Joop Alberda. En ook Pierre Mathieu: een trainer waar Frank echt blij van werd. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Wim Thewissen die niet zo gediend was van bluffen en machtsspelletjes. Constandse: “Wim was een goede en zeer gewaardeerde speler in ons team. Maar hij kon er niet zo goed tegen hoe Pierre mensen tegen elkaar uitspeelde. Misschien was hij wel te lief.”
Toon wordt trainer. Frank doet het er alleen een beetje bij tijdens het afbouwen van zijn loopbaan. Ze zijn het erover eens hoe dat komt. “Hele goede spelers worden geen trainer. Wel degenen die het net niet redden. Die eredivisie hebben gespeeld, maar geen internationaal niveau halen. Die hebben de drive om een goede trainer te worden.” Namen komen voorbij. Louis van Gaal. Peter Murphy. Joop Alberda. En ook Pierre Mathieu: een trainer waar Frank echt blij van werd. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Wim Thewissen die niet zo gediend was van bluffen en machtsspelletjes. Constandse: “Wim was een goede en zeer gewaardeerde speler in ons team. Maar hij kon er niet zo goed tegen hoe Pierre mensen tegen elkaar uitspeelde. Misschien was hij wel te lief.”
Voor 300 gulden naar Brabo
Allebei hebben ze de Gouden Bondsspeld van de NeVoBo. En ook allebei aanbiedingen uit het buitenland. Een aantal weet Frank zich nog wel te herinneren. “Eerst in 1965: Brabo Antwerpen. Kon ik 300 gulden per maand krijgen. Maar moest dan wel op en neer naar Antwerpen. In 1973 Real Madrid. Dat had nog gekund. In 1978 kwam er een Italiaanse club, Ik geloof Santal Parma. Kon ik 25.000 gulden per jaar verdienen. Bij Starlift kreeg ik er misschien 10.000. Maar ze waren te laat. Hoe moet je dat doen met vrouw en kinderen?”
De bevestiging van zijn niveau krijgt Frank ook tijdens het Wereldkampioenschap in 1970. Nadat Nederland van Noord-Korea heeft gewonnen, komt de coach van Japan naar hem toe: “Als ik jou erbij had gehad, was ik hier lachend kampioen geworden.”
Allebei hebben ze de Gouden Bondsspeld van de NeVoBo. En ook allebei aanbiedingen uit het buitenland. Een aantal weet Frank zich nog wel te herinneren. “Eerst in 1965: Brabo Antwerpen. Kon ik 300 gulden per maand krijgen. Maar moest dan wel op en neer naar Antwerpen. In 1973 Real Madrid. Dat had nog gekund. In 1978 kwam er een Italiaanse club, Ik geloof Santal Parma. Kon ik 25.000 gulden per jaar verdienen. Bij Starlift kreeg ik er misschien 10.000. Maar ze waren te laat. Hoe moet je dat doen met vrouw en kinderen?”
De bevestiging van zijn niveau krijgt Frank ook tijdens het Wereldkampioenschap in 1970. Nadat Nederland van Noord-Korea heeft gewonnen, komt de coach van Japan naar hem toe: “Als ik jou erbij had gehad, was ik hier lachend kampioen geworden.”
PSV was goede timing
Toon heeft in het volleybal nooit een aanbod gehad, stelt hij een tikkie teleurgesteld vast. Niet als speler. Maar ook niet als trainer. Ondanks alle kampioenschappen. In zijn voetballeven kreeg hij die bevestiging wel: “Toen ik bij AZ stopte, kon ik naar de Engelse Premier League – ik mag niet zeggen naar welke club – en naar Panathinaikos. Bij die Grieken was het natuurlijk nooit wat geworden. Een chaos en een Russische eigenaar: dan sta je na een half jaar weer buiten. Heb het er goed over gehad met mijn vrouw Nieneke. Conclusie: een buitenlands avontuur gaan we niet doen. Zo’n voetbalclub is misschien nog wel aardig, maar ons huis in dat land zou niet veel meer zijn dan een Bed&Breakfast voor bekenden uit Nederland. Dat is een keertje leuk, maar niet meer dan dat. Gelukkig kon ik naar PSV. Dat was nog niet zo makkelijk. Heel wat uren gepraat hier. Maar achteraf een goede keuze. Zeker goede timing.”
Toon heeft in het volleybal nooit een aanbod gehad, stelt hij een tikkie teleurgesteld vast. Niet als speler. Maar ook niet als trainer. Ondanks alle kampioenschappen. In zijn voetballeven kreeg hij die bevestiging wel: “Toen ik bij AZ stopte, kon ik naar de Engelse Premier League – ik mag niet zeggen naar welke club – en naar Panathinaikos. Bij die Grieken was het natuurlijk nooit wat geworden. Een chaos en een Russische eigenaar: dan sta je na een half jaar weer buiten. Heb het er goed over gehad met mijn vrouw Nieneke. Conclusie: een buitenlands avontuur gaan we niet doen. Zo’n voetbalclub is misschien nog wel aardig, maar ons huis in dat land zou niet veel meer zijn dan een Bed&Breakfast voor bekenden uit Nederland. Dat is een keertje leuk, maar niet meer dan dat. Gelukkig kon ik naar PSV. Dat was nog niet zo makkelijk. Heel wat uren gepraat hier. Maar achteraf een goede keuze. Zeker goede timing.”
Afhakers op laatste moment
Frank Constandse herinnert zich hoe het vaak gedoe was met het Nederlands team. Zijn eerste ervaring is toch een mooie. Als jongste doet hij in 1964 mee tijdens de Olympische Spelen in Tokio. “We plaatsen ons ten koste van Italië en versloegen Brazilië, werden achtste.” Het trainen met Oranje valt niet mee. “Ik moest op woensdagavond na mijn werk nog gaan trainen in Arnhem. Stond je bij Oudenrijn in de file en kwam vijf minuten voor tijd de zaal binnen. Steeds haakten er mensen af. Ik herinner me dat we een keer met een goed ingespeelde ploeg naar Italië zouden gaan. Ging Bert Goedkoop op het laatste moment niet mee. En die konden we goed gebruiken: die sloeg de ballen aan de buitenkant er makkelijk in. ”
Frank Constandse herinnert zich hoe het vaak gedoe was met het Nederlands team. Zijn eerste ervaring is toch een mooie. Als jongste doet hij in 1964 mee tijdens de Olympische Spelen in Tokio. “We plaatsen ons ten koste van Italië en versloegen Brazilië, werden achtste.” Het trainen met Oranje valt niet mee. “Ik moest op woensdagavond na mijn werk nog gaan trainen in Arnhem. Stond je bij Oudenrijn in de file en kwam vijf minuten voor tijd de zaal binnen. Steeds haakten er mensen af. Ik herinner me dat we een keer met een goed ingespeelde ploeg naar Italië zouden gaan. Ging Bert Goedkoop op het laatste moment niet mee. En die konden we goed gebruiken: die sloeg de ballen aan de buitenkant er makkelijk in. ”
Zo is er geen bal aan
Toon haalt aan hoe hij één keer in zijn leven op het volleybalveld tegenover de ‘grote’ Frank Constandse staat. “De eerste keer zag ik hem bij een wedstrijd ter gelegenheid van de opening van een sporthal. Zal in Balk geweest zijn.” Frank vult aan: “Dat kan wel kloppen. Ik herinner me dat we daar een Friesch paspoort kregen. Overal openden er sporthallen. Speelden wij demonstratiewedstrijden tegen Interlance/Zaan ’69 of Delltaloyd/AMVJ. Samen in de bus door heel Nederland. Gezellig. En dan de laatste set er vol gas tegenaan.” Toon: “Ik vond het geweldig om spelers als Frank Constandse en Rob Kampman in levenden lijve te zien. Ik keek als een berg op tegen dat niveau. Toen haalden we met Reflex Kampen, ik denk in 1980, de halve finale van de beker. Dat was een driekamp in Breda. Moesten we tegen Starlift. Mocht ik, vooral bankspeler, meedoen omdat de wedstrijd door onze coach toch als kansloos werd beschouwd. Stond ik tegenover Constandse aan het net, zegt-ie tegen me: ‘Ik ga de volgende bal diagonaal slaan’. Ik denk: hij houdt me voor de gek. Dus blok ik rechtdoor. Maar hij doet wat hij belooft. Zegt-ie tegen me: ‘Ik zei het toch. En de volgende gaat rechtdoor.’ Doet-ie ook en slaat via mijn vingers uit. Draait ie zich om naar de bank en zegt: ‘Als ik ze er zo al in kan slaan, is er ook geen bal aan’.” Frank grijnst als hij het verhaal hoort.
Toon haalt aan hoe hij één keer in zijn leven op het volleybalveld tegenover de ‘grote’ Frank Constandse staat. “De eerste keer zag ik hem bij een wedstrijd ter gelegenheid van de opening van een sporthal. Zal in Balk geweest zijn.” Frank vult aan: “Dat kan wel kloppen. Ik herinner me dat we daar een Friesch paspoort kregen. Overal openden er sporthallen. Speelden wij demonstratiewedstrijden tegen Interlance/Zaan ’69 of Delltaloyd/AMVJ. Samen in de bus door heel Nederland. Gezellig. En dan de laatste set er vol gas tegenaan.” Toon: “Ik vond het geweldig om spelers als Frank Constandse en Rob Kampman in levenden lijve te zien. Ik keek als een berg op tegen dat niveau. Toen haalden we met Reflex Kampen, ik denk in 1980, de halve finale van de beker. Dat was een driekamp in Breda. Moesten we tegen Starlift. Mocht ik, vooral bankspeler, meedoen omdat de wedstrijd door onze coach toch als kansloos werd beschouwd. Stond ik tegenover Constandse aan het net, zegt-ie tegen me: ‘Ik ga de volgende bal diagonaal slaan’. Ik denk: hij houdt me voor de gek. Dus blok ik rechtdoor. Maar hij doet wat hij belooft. Zegt-ie tegen me: ‘Ik zei het toch. En de volgende gaat rechtdoor.’ Doet-ie ook en slaat via mijn vingers uit. Draait ie zich om naar de bank en zegt: ‘Als ik ze er zo al in kan slaan, is er ook geen bal aan’.” Frank grijnst als hij het verhaal hoort.
Dokter met de spuit
Ze hebben het over spelers die in die tijd indruk maken. Ruud de Wit. Toon: “Die kon alles. Ik heb hem een keer in de combinatie een setup aan zichzelf zien geven.” Frank: “Springen kon hij niet. Dat kon Joop Tinkof wel. 1.01 meter uit stand en 1.04 met aanloop. Die kon gewoon blijven staan, had geen aanloop nodig.” Maar echt onder de indruk is Frank van de Rus Alexander Savin: “Die zag ik als achttienjarig jongetje binnenkomen. Toen kon hij al veel. Maar een paar jaar later was het een ongelofelijk reus met enorme armen en benen die verschrikkelijk hard kon slaan.” Om aan dat verhaal toe te voegen: “We speelden een keer tegen CSKA Moskou. Sloeg iemand van ons de tas van de dokter van de Russen van de bank. Rolde alles over de vloer. Lagen er meteen twaalf spelers op de grond om de medicijnen te verzamelen. Boegajenkov en Voskobjnikov waren toen de grote mannen bij de Russen. Maar toen in München in 1972 voor het eerst op doping werd gecontroleerd, waren ze er niet bij. In 1966 had ik ook al zoiets gezien. Speelden we een Europacupwedstrijd tegen Dukla Praag. Het Tsjechisch nationale team was net wereldkampioen geworden. Uit verloren we met 3-1. Thuis stonden we met 2-0 voor. Ging ik tussen de sets plassen. Stond de deur van de andere kleedkamer open. Zag ik de dokter met de spuit bezig. We verliezen met 3-2.”
Ze hebben het over spelers die in die tijd indruk maken. Ruud de Wit. Toon: “Die kon alles. Ik heb hem een keer in de combinatie een setup aan zichzelf zien geven.” Frank: “Springen kon hij niet. Dat kon Joop Tinkof wel. 1.01 meter uit stand en 1.04 met aanloop. Die kon gewoon blijven staan, had geen aanloop nodig.” Maar echt onder de indruk is Frank van de Rus Alexander Savin: “Die zag ik als achttienjarig jongetje binnenkomen. Toen kon hij al veel. Maar een paar jaar later was het een ongelofelijk reus met enorme armen en benen die verschrikkelijk hard kon slaan.” Om aan dat verhaal toe te voegen: “We speelden een keer tegen CSKA Moskou. Sloeg iemand van ons de tas van de dokter van de Russen van de bank. Rolde alles over de vloer. Lagen er meteen twaalf spelers op de grond om de medicijnen te verzamelen. Boegajenkov en Voskobjnikov waren toen de grote mannen bij de Russen. Maar toen in München in 1972 voor het eerst op doping werd gecontroleerd, waren ze er niet bij. In 1966 had ik ook al zoiets gezien. Speelden we een Europacupwedstrijd tegen Dukla Praag. Het Tsjechisch nationale team was net wereldkampioen geworden. Uit verloren we met 3-1. Thuis stonden we met 2-0 voor. Ging ik tussen de sets plassen. Stond de deur van de andere kleedkamer open. Zag ik de dokter met de spuit bezig. We verliezen met 3-2.”
Achterneef Peter Blangé
Peter Blangé komt ter sprake. Frank: “Dat is mijn achterneef. Zijn opa is de broer van mijn moeder. Met hem heb ik overigens niet veel contact. Met zijn moeder nog wel. Toen Peter bij ons binnenkwam, wilde hij aanvallen. Wij hebben een spelverdeler van hem gemaakt.”
Peter Blangé komt ter sprake. Frank: “Dat is mijn achterneef. Zijn opa is de broer van mijn moeder. Met hem heb ik overigens niet veel contact. Met zijn moeder nog wel. Toen Peter bij ons binnenkwam, wilde hij aanvallen. Wij hebben een spelverdeler van hem gemaakt.”
Alles raak op het midden
De Mix. De combinatie van de grote concurrenten in de jaren zeventig. Deltalloyd/AMVJ en Starlift/Blokkeer. Frank: “Het ging vaak hartstikke goed met een mix van spelers uit beide ploegen. Bijvoorbeeld Geert Trompetter, Hans Valkenburg, Harry Veldhuis van hen gecombineerd met Jurriaan Koolen, Jacques de Vink en mij uit Voorburg. Ik herinner me wedstrijden waar alles goed ging. Hoogtepunt was misschien wel de Olympische kwalificatie in 1972 in Montpellier. We moesten tegen Frankrijk om ons te kwalificeren. Althans: de Tunesiërs zouden niet meedoen omdat ze kansloos waren. Kansloos waren ze wel, maar ze deden toch mee. Daardoor haalden wij alleen in 1964 de Olympische Spelen in Tokyo. In die wedstrijd tegen Frankrijk kreeg ik alle ballen van Trompetter. Heerlijk. Ik sloeg ze er ook zo’n beetje allemaal in. Vooral op het midden.”
De Mix. De combinatie van de grote concurrenten in de jaren zeventig. Deltalloyd/AMVJ en Starlift/Blokkeer. Frank: “Het ging vaak hartstikke goed met een mix van spelers uit beide ploegen. Bijvoorbeeld Geert Trompetter, Hans Valkenburg, Harry Veldhuis van hen gecombineerd met Jurriaan Koolen, Jacques de Vink en mij uit Voorburg. Ik herinner me wedstrijden waar alles goed ging. Hoogtepunt was misschien wel de Olympische kwalificatie in 1972 in Montpellier. We moesten tegen Frankrijk om ons te kwalificeren. Althans: de Tunesiërs zouden niet meedoen omdat ze kansloos waren. Kansloos waren ze wel, maar ze deden toch mee. Daardoor haalden wij alleen in 1964 de Olympische Spelen in Tokyo. In die wedstrijd tegen Frankrijk kreeg ik alle ballen van Trompetter. Heerlijk. Ik sloeg ze er ook zo’n beetje allemaal in. Vooral op het midden.”
Pas in 1978 loonderving
Constandse haakt van tijd tot tijd af bij het Nederlands team als Benedikt Krysik bondscoach wordt in 1973. “Ik kon het goed vinden met hem. Hij was van de Poolse aanpak. Heel veel trainen. Ik zag niet hoe ik dat voor elkaar moest krijgen met mijn werk. En je kreeg hooguit je reiskosten vergoed. Ik moest overal vrije dagen voor nemen. Pas in 1978, op mijn laatste Wereldkampioenschap, kreeg ik voor het eerst loonderving.”
Constandse haakt van tijd tot tijd af bij het Nederlands team als Benedikt Krysik bondscoach wordt in 1973. “Ik kon het goed vinden met hem. Hij was van de Poolse aanpak. Heel veel trainen. Ik zag niet hoe ik dat voor elkaar moest krijgen met mijn werk. En je kreeg hooguit je reiskosten vergoed. Ik moest overal vrije dagen voor nemen. Pas in 1978, op mijn laatste Wereldkampioenschap, kreeg ik voor het eerst loonderving.”
Libero is schertsvertoning
Frank Constandse wordt niet meer vaak gesignaleerd bij een volleybalwedstrijd op niveau. “Als ik bij een interland in Den Bosch kaartjes krijg voor driehoog achter, heb ik het wel gehad.” Hij wordt ook niet zo blij van het huidige volleybal: “Dat gedoe met een libero vind ik een schertsvertoning. En de puntentelling vind ik niks. Bij 15-10 is de set gespeeld. Ik herinner me de WK-finale tussen Oost-Duisland en Bulgarije in 1970. Was het 2-2 en 13-2 voor de Bulgaren in de vijfde set. Verloren ze nog. Dat gaat nu niet meer.” Zelf spelen doet hij ook niet meer. Hoewel hij nog geen kilo zwaarder is dan 32 jaar geleden. Maar het gewicht is wel anders verdeeld. Minder dikke bovenbenen en armen. “Na tien jaar heb ik nog een keertje gevolleybald. Had ik meteen een dikke bult boven mijn knie. Je wilt veel te veel wat je niet meer kunt. Ik surf, ski en fiets. Nu vooral fietsen omdat ik net twee nieuwe heupen heb.”
Frank Constandse wordt niet meer vaak gesignaleerd bij een volleybalwedstrijd op niveau. “Als ik bij een interland in Den Bosch kaartjes krijg voor driehoog achter, heb ik het wel gehad.” Hij wordt ook niet zo blij van het huidige volleybal: “Dat gedoe met een libero vind ik een schertsvertoning. En de puntentelling vind ik niks. Bij 15-10 is de set gespeeld. Ik herinner me de WK-finale tussen Oost-Duisland en Bulgarije in 1970. Was het 2-2 en 13-2 voor de Bulgaren in de vijfde set. Verloren ze nog. Dat gaat nu niet meer.” Zelf spelen doet hij ook niet meer. Hoewel hij nog geen kilo zwaarder is dan 32 jaar geleden. Maar het gewicht is wel anders verdeeld. Minder dikke bovenbenen en armen. “Na tien jaar heb ik nog een keertje gevolleybald. Had ik meteen een dikke bult boven mijn knie. Je wilt veel te veel wat je niet meer kunt. Ik surf, ski en fiets. Nu vooral fietsen omdat ik net twee nieuwe heupen heb.”
Heel andere sport geworden
Toon Gerbrands kijkt ook wat terughoudend naar de sport die hij vijftien jaar geleden verliet: “Als ik nu zou willen trainen en coachen, zou ik vanaf nul moeten beginnen met een opleiding. Het spel is heel erg veranderd. Het is een andere sport geworden. Ik zag bijvoorbeeld in 2012 een wedstrijd tussen Amerika en Rusland. Daar zag ik hoe een blok gewoon kapot geslagen werd. Voor mij was dat ondenkbaar: een gesloten blok houdt de bal tegen. En dat serveren. Ik herinner met dat Guido Görtzen een keer een bal serveerde met 120 kilometer per uur. Dat was het verhaal van de dag. Nu kunnen ze nog harder. Zonder fout te serveren.”
Toon Gerbrands kijkt ook wat terughoudend naar de sport die hij vijftien jaar geleden verliet: “Als ik nu zou willen trainen en coachen, zou ik vanaf nul moeten beginnen met een opleiding. Het spel is heel erg veranderd. Het is een andere sport geworden. Ik zag bijvoorbeeld in 2012 een wedstrijd tussen Amerika en Rusland. Daar zag ik hoe een blok gewoon kapot geslagen werd. Voor mij was dat ondenkbaar: een gesloten blok houdt de bal tegen. En dat serveren. Ik herinner met dat Guido Görtzen een keer een bal serveerde met 120 kilometer per uur. Dat was het verhaal van de dag. Nu kunnen ze nog harder. Zonder fout te serveren.”
Niet bescheiden, niet arrogant
Toon Gerbrands vindt het vooral mooi om te luisteren naar zijn held. Hij is even de deur uit als Constandse nog een mooi verhaal oplepelt: “Begin jaren zeventig is er een hoogleraar die een onderzoek doet naar de lichaamsverhoudingen van sporters. Hoe groot, lang, breed of zwaar zijn ze. Daar komen gemiddelden uit. Bij voetbal was Johan Cruyff gemiddeld. Bij volleybal is dat Frank Constandse.” Hij grijnst nog een keer. Niet bescheiden. Maar ook niet echt arrogant.
Toon Gerbrands vindt het vooral mooi om te luisteren naar zijn held. Hij is even de deur uit als Constandse nog een mooi verhaal oplepelt: “Begin jaren zeventig is er een hoogleraar die een onderzoek doet naar de lichaamsverhoudingen van sporters. Hoe groot, lang, breed of zwaar zijn ze. Daar komen gemiddelden uit. Bij voetbal was Johan Cruyff gemiddeld. Bij volleybal is dat Frank Constandse.” Hij grijnst nog een keer. Niet bescheiden. Maar ook niet echt arrogant.