Door Geert Wijnhoven
LOOPBAAN
Clubs als speelster:
ATC, Hengelo
Piet Zoomers/Dynamo, Apeldoorn
Avero/Olympus, Sneek
Brother/Martinus, Amstelveen
RC Cannes, Frankrijk
WIE
Vera Koenen (geboren 2 januari 1967 in Alkmaar)
Getrouwd, zoon van 12 en dochter van 7 jaar oud
Opleiding: CIOS Heerenveen.
Werkt sinds 21 jaar bij de politie. Nu in de eenheid Noord-Holland als coördinator van rechercheurs die mensen met beperkingen en of kwetsbaarheden kunnen verhoren.
LOOPBAAN
Clubs als speelster: ATC, Hengelo
Piet Zoomers/Dynamo, Apeldoorn
Avero/Olympus, Sneek
Brother/Martinus, Amstelveen
RC Cannes, Frankrijk
ATC, Hengelo
Piet Zoomers/Dynamo, Apeldoorn
Avero/Olympus, Sneek
Brother/Martinus, Amstelveen
RC Cannes, Frankrijk
Speelde 298 interlands tussen 1986 en 1997
Trainer geweest van vrouwenteams bij:
teams van de clubs waar ze speelde
volleybalschool van de Nevobo
Spaarnestad, Haarlem
Sliedrecht Sport
Brother/Martinus, Amstelveen
AMVJ, Amstelveen
Nu trainer bij:
Sliedrecht Sport
TALENTEN GAAN TE SNEL NAAR BUITENLAND
“Een talentteam op Papendal is een prima opleiding. Maar het is iets heel anders dan in een team spelen met mensen van verschillende leeftijden, waarbij je op een andere manier wordt aangesproken en onder druk komt te staan. Ik krijg jonge speelsters vanuit Papendal in mijn team. Die hebben echt nog tijd nodig om zich aan te passen en te ontwikkelen voordat ze voluit mee kunnen. Het is een denkfout dat die jonge speelsters bij verenigingen in de Nederlandse Eredivisie niks te leren hebben. Talenten gaan te snel weg naar het buitenland.”
Zelfstandig denken en doen
“Ik had altijd al een grote bek. Vind overal wat van, dat is altijd al zo geweest.” Vera Koenen zegt het een aantal keren in het gesprek. Alsof ze zich excuseert voor haar gedrag. Maar zo is het ook weer niet. Ze kiest ervoor om haar opvatting te geven. Omdat ze vindt dat je dingen uit moet spreken. Ze beseft wel degelijk dat ze zich niet populair maakt door overal hardop wat van te vinden. In haar loopbaan als speelster heeft ze zich daardoor ook weleens ongemakkelijk gevoeld. Maar het is ook haar manier van aanpakken en ‘zijn’ als trainer. Ze doet het ook in haar rol als trainer/coach bij de vrouwen van Sliedrecht Sport die, ook onder haar leiding, het afgelopen jaar kampioen van Nederland werden. Met hulp van mental-coach Nathalie Boudrie-Poll helpt ze de speelsters zelfstandiger te denken en doen. En met elkaar de obstakels die ze tegenkomen te benoemen. Als groep. Maar ook als twee vrouwen met elkaar een beetje botsen. “Ze hoeven geen vrienden te zijn. Maar ze moeten het wel samen willen doen en respect voor elkaar te hebben. En ik geloof dat we daar flinke stappen in hebben gemaakt. Toen ik kwam, waren ze kampioen maar werden niet blij genoeg van hoe het ging. Ze willen nu in het team blijven. Dat zegt voor mij veel. Daar word ik ook blij van.”
Moet gaan spelverdelen
Ze is geboren in Alkmaar en spreekt met een Twentse tongval: de taal van de regio waar ze als kind opgroeit. “Mijn ouders zijn gymleraar en volleyballer. We verhuizen eerst naar Den Helder. Als ik vier ben, krijgt mijn vader een baan in Hengelo. Mijn oudere zus volleybalt ook korte tijd en doet later triatlon. Mijn jongere broertje komt in het basketbal terecht. Iedere zaterdag zijn we met mijn ouders in de sporthal bij het volleybal. En op zondag in het zwembad. We mogen drie sporten doen. Ik handbal in die tijd ook nog op behoorlijk niveau. Van mijn derde sport, het zwemmen, bak ik niet veel. Op mijn achtste word ik lid van een volleybalclub. ATC in Hengelo heeft een goede jeugdopleiding. Ik ben een jaar of tien als we met minivolleybal tot twee keer toe de eindronde van het nationaal kampioenschap halen. Geweldig is dat, in die grote Rijnhal in Arnhem. We worden tweede en vierde. Op mijn vijftiende kom ik in het eerste vrouwenteam van ATC. Ik ben groot, 1.80 meter, ik spring hoog. Ik speel als aanvalster op het midden en aan de buitenkant. Ik kom in de Twentse Selectie en bij Jong Oranje op Papendal. Daar is Jan Bargeman de trainer. Ik mag blijven, maar dan moet ik spelverdeler worden. Je hebt mooie handen, zegt ie.”
Drie keer per week Apeldoorn
“Natuurlijk ga ik setten. Want volleybal is alles voor me. Maar het is lastig. Want in het begin kun je er natuurlijk geen bal van. En ik ben nogal perfectionistisch ingesteld. Bij ATC blijf ik aanvallen. Want daar hebben ze al twee spelverdelers. Als ik begin op het CIOS in Heerenveen, ga ik bij Jan Bargeman in Leeuwarden trainen. Vervolgens kan ik eerste divisie spelen bij Dynamo in Apeldoorn. Ik ben achttien jaar. Ik heb de volleybaloogkleppen al op. Dus ga ik drie keer in de week op en neer naar Apeldoorn. In de trein leren voor het CIOS. Dat vind je op een gegeven moment normaal. We worden kampioen en gaan naar de eredivisie. Als ik klaar ben met het CIOS, verhuis ik naar Apeldoorn. Ik blijf vier jaar bij Dynamo.”
De instelling van Agnes Brunninkhuis
Na Jong Oranje komt Vera meteen in het Nederlands team. Het is 1986, Wuqiang Pang is trainer. Nederland heeft in 1985 een bronzen medaille gehaald tijdens het Europees Kampioenschap. Vera herinnert zich uit die tijd nog de kennismaking met Agnes Brunninkhuis. “Als ik in Twente woon, gaan we soms kijken naar Set Up in Ootmarsum. Daar spelen die drie grote zussen Brunninkhuis. Dat vind ik geweldig. Bij het Nederlands team mag ik zelf spelen met Agnes. Wat een geweldige instelling heeft zij. Ik sjok een beetje rond. Maar zij rent, verzamelt ballen en traint keihard. Ik ben meer een wedstrijdmens.”
In de voetsporen van Martje
“We zijn op het Europees Kampioenschap van 1987 met drie spelverdeelsters: Ellie Lust en Petra van der Linde zijn de andere twee. In 1989 maak ik de overstap naar Sneek. Weer een stapje hoger. Maar dat valt niet mee. Martje de Vries is net gestopt. In haar voetsporen stappen, valt niet mee. Ik kan het goed vinden met speelsters als Henriette Weersing, Jantien Berg en Wiesje Doevendans. Maar ik word steeds vergeleken met Martje en dus afgebrand. We winnen alles. Maar als de setstanden iets minder zijn dan het jaar ervoor, moeten we al aanhoren wat er allemaal niet goed is.”
Tien jaar in Amsterdam
Er komt gedoe in het team bij Sneek en midden in het seizoen stoppen er een aantal van hen. Met wat overblijft, kunnen we prima blijven meedoen in de top van de eredivisie, maar zullen we geen kampioen worden. Ik doe er alles aan om hen er toch weer bij te krijgen. Dat lukt. We worden kampioen. Vervolgens wordt er een Roemeense spelverdeelster binnen gehaald. ‘Voor de concurrentiestrijd’, krijg ik te horen. Zal wel, dacht ik, maar die gaan jullie niet op de bank zetten.”
Heleen Crielaard stopt als spelverdeler bij Martinus. Dat maakt de weg vrij voor Vera om in ieder geval in Amsterdam te spelen. “Daar ga ik spelen met onder andere Marjan Pappot en Ingrid Piersma. Het is een geweldige club. Prima sfeer. In Sneek is het allemaal, op zijn Fries, serieus. In Amstelveen trainen we hard, maar is het daarna ook hartstikke leuk in de kantine. En ik vind Amsterdam geweldig. Op deze manier heb ik er tien jaar kunnen wonen.”
Niet twaalf maanden doorgaan
Vera is na haar CIOS-opleiding op allerlei plaatsen actief als volleybal- en zwemonderwijzer. Bij Martinus krijgt ze de kans om te werken aan het opzetten van een jeugdafdeling. Een jaartje is ze weg uit Amstelveen. Om haar ‘geluk’ te beproeven in het buitenland bij RC Cannes, in hete zonnige zuiden van Frankrijk. “Dat is niet helemaal mijn ding. De competitie daar en dan van april tot september met het Nederlands Team. Dan ben je het hele jaar een beetje alleen maar aan het volleyballen. Ik vind de afwisseling werk en volleybal juist fijn.”
Zedenpolitie en verhoren
Tegen het eind van haar loopbaan als speelster gaat Vera bij de politie werken. Anderhalf jaar in uniform op straat. Dan bij de recherche. Als ze zich mag specialiseren in huiselijk geweld, voelt ze zich nog meer op haar plek: “Daar kan ik wat betekenen voor mensen.” Vervolgens werkt ze twaalf jaar bij de zedenpolitie. Inmiddels is ze coördinator van politiefunctionarissen die mensen met kwetsbaarheden, zoals een beperking of persoonlijkheidsstoornis, ondervragen. “Je moet je altijd verdiepen in de persoonlijke kwetsbaarheid en achtergronden van zowel slachtoffers als daders. Als mensen bijvoorbeeld autistisch zijn of een psychische stoornis hebben, vraagt dat een heel andere manier van ondervragen. Die zijn extra kwetsbaar. En geen twee mensen zijn hetzelfde. Al die personen moeten op een andere manier gehoord worden.”
Nog een keer terug
Op haar eenendertigste stopt Vera. Maar ze komt nog even terug als haar club geen spelers kan vinden voor het eerste vrouwenteam. “Femke Hoekstra, Marije te Winkel, de zussen Crielaard. We krijgen Marco Brouwers als trainer. We trainen één keer in de week, maar dan wel keihard. We halen de halve finale van de play-off tegen Pollux. Verliezen in de vijfde beslissende wedstrijd met 3-2. Is nog onnodig ook. Daar zijn we ziek van.”
Te veel blessures
Tot 1994 speelt Vera zonder onderbreking in het Nederlands Team. Ze herinnert zich trots de hoogtepunten. Tweede op het Europees Kampioenschap van 1991 en deelname aan de Olympische Spelen in 1992. Als Bert Goedkoop in 1995 trainer wordt, haakt ze af. “Het is voorbij. Ik heb te veel blessures. Ik kies zelf om te stoppen en ruimte te maken voor anderen. Als Nederland in 1995 Europees Kampioen wordt, heb ik het daar natuurlijk wel even moeilijk mee: daar had ik wel bij willen zijn. Maar ik denk dat de ruimte die de jonkies als Elles Leferink en Riëtte Fledderus krijgen en gebruiken ook te maken heeft met het feit dat wij ermee stoppen. Ik kom in 1997 nog even terug in het team.”
Tweede bal doorslaan
“Ik moet per se winnen”, dat zijn de vijf woorden waarmee Vera zichzelf beschrijft. “Alles is geoorloofd. Ik heb niet van die soepele handen, zoals bijvoorbeeld Riëtte Fledderus die mijn opvolgster is bij het Nederlandse team. Maar zij is klein en ik ben groot en linkshandig. Dus gewoon: heel vaak de tweede bal doorslaan. Vanwege mijn instelling heb ik het lang volgehouden.”
Volleybal op Bounty-eiland
Bij Martinus traint Vera het tweede vrouwenteam samen met Inge Olthof. Als ze stopt als speelster, krijgt ze in 1998 de vraag of ze het eerste damesteam onder haar hoede wil nemen. “Dat doe ik twee jaar. We eindigen rond de vierde plek. Ik heb een contract voor het derde jaar. Dan moet Avital komen met het Nederlands Team. Ze willen kampioen worden. Ik snap dat wel. Maar maak me ook zorgen om hoe het zal gaan. Bij de heren is met de afloop van het Bankras-model het niveau weggezakt. Zou jammer zijn als het bij de vrouwen ook zo gaat. Ik voel me tekortgedaan en ga naar AMVJ om Petra Groenland te ondersteunen. Petra durft niet te vliegen. Bij AMVJ zijn speelsters als Floortje Mijnders en Quinta Steenbergen. Agnes Brunninkhuis is manager. We spelen Europacup tegen een Portugees team op een eiland bij West-Afrika: zo’n bounty-vakantie-eiland. Het is heel mooi daar met die meiden.”
Jaren zonder volleybal-oogkleppen
Na Sliedrecht in 2006 trekt Vera Koenen de deur van het volleybal achter zich dicht. Ze krijgt twee kinderen. De oudste is nog heel klein als, 12 jaar geleden, Sliedrecht Sport naar haar diensten hengelt. “Ze hebben niemand. Ze krijgen me zover dat ik ga kijken bij een toernooitje. Ik zie een team van zeven meiden zonder begeleiding afgaan. Er zit geen systeem in. Dat raakt me. Ik rij een jaar heen en weer tussen Heemstede en Sliedrecht. Ze blijven in de eredivisie.” Dan sluit Vera haar volleybal-oogkleppen. Voor een jaartje of zeven.
Shit: verloren gisteren
Zes jaar geleden hangt Spaarnestad waar Michiel van der Kuip, trainer van Spaarnestad/Haarlem is, aan de lijn. “Ik zei eerst: je mag me een avond in de week misbruiken. Ik ben wat met de talenten gaan doen. Daarna dames 1 en 2. In het vierde jaar neem ik het standaardteam van hem over. Dan zit ik er alweer tot over mijn oren in. Alle zaterdagen zijn gevuld. Langzamerhand raak ik weer bevangen. Ik krijg de volleybal-oogkleppen weer op. Word op zondagmorgen wakker met: Shit, verloren gisteren. Ik sta weer te schreeuwen langs de lijn. Dan spelen we in de eerste divisie tegen het tweede team van Sliedrecht Sport. Komt de voorzitter naar me toe. Die is dezelfde als toen. Hij herinnert me eraan dat ik ze jaren geleden heb gered. En dat daardoor de club groot zou zijn geworden. Trainer Matt van Wezel stopt. Of ik het niet over wil nemen. Ik vraag hem of hij al gezorgd heeft dat Sliedrecht dichter bij Heemstede is komen te liggen. Ik zeg dus meteen: nee. Maar als ik ’s avonds in bed lig, slaap ik slecht. Waarom niet kijken of het kan? Dus daar heb ik het thuis over. En ik kijk of het op mijn werk te regelen is. Iedereen ziet hoeveel energie het me oplevert. Dus het lukt.”
Gedrag op belangrijke punten
“De opleiding van speelsters in Nederland is misschien iets te beschermend. Ik zie hoe speelsters bij het Talententeam heel veel aandacht besteden aan basisvaardigheden. Maar leren ze ook in moeilijke situaties met de bal en met elkaar om te gaan? Voor succesvol gedrag op belangrijke punten is wedstrijdervaring in een team heel belangrijk. Je moet als het erom gaat je hoofd koel kunnen houden. Ik weet nog dat wij ons met het Nederlands team moeten kwalificeren voor de Olympische Spelen. Daarvoor is het noodzakelijk dat we tweede worden tijdens de Europese Kampioenschappen in 1991. Rusland zal eerste worden; dat staat wel vast. Wij spelen in de halve finale in Italië tegen het thuisland. Als we dat winnen staan we in de finale en gaan we naar de Spelen. Trainer Peter Murphy heeft er bij ons ingestampt dat Henriette Weersing de bal moet krijgen bij belangrijke punten. We staan in de laatste set met 14-11 voor. Wordt het 14-13. We moeten dat vijftiende punt maken. Het drillen van Peter werkt. Spelverdeler Heleen Crielaard geeft Henriette de bal. Dat moet je kunnen. Dat moet je doen. We winnen en gaan naar de Spelen.”
Dingen uitspreken die niet fijn zijn
Vertrouwen. Respect. Zelfstandigheid. Accepteren. Termen die steeds weer in de handelingen en woorden van Vera Koenen terugkeren. “Je moet dingen benoemen en uitspreken die misschien niet fijn zijn, maar wel nodig om te winnen. Ik ben zelf iemand die als speler dingen bepaalt. Zulke mensen heb je nodig. En die moeten ondersteund worden door anderen. Je moet open en transparant met elkaar communiceren. Als ik bij Sliedrecht kom, hebben ze alle prijzen gewonnen, maar hebben ze het niet echt leuk samen. Een van de speelsters noemt het laatste jaar een ‘rotjaar’. En dan moet je vijf keer in de week trainen!”
Een achtje tegen irritatie
Praten kan Vera prima. En ze weet ook wat ze wil. “Maar je hebt een expert nodig om echt verder te komen. Zoals bondscoach Peter Murphy in de jaren negentig als eerste een sportpsycholoog, de Engelsman John Seyer, bij het team haalt, doe ik dat met Nathalie Boudrie. Ik ken haar al van mijn werk bij de politie. Zij zorgt er bijvoorbeeld voor dat arrestatieteams beter gaan samenwerken. Bij Spaarnestad vraag ik haar erbij. Ze snapt niks van volleybal. Maar ze wil het wel doen, omdat ze als regel heeft dat ze vrijwilligerstaken doet. Mooie benadering vind ik dat. We bedenken met zijn tweeën hoe je het contact tussen spelers kunt beïnvloeden. Ik ben onder de indruk van hoe zij al meteen zaken benoemt die helemaal raak zijn. Bij Sliedrecht zitten de speelsters in het begin strak met de armen over elkaar. Na een sessie van Nathalie zijn ze om. Ze leren opener te zijn. Zelf te beslissen. Met elkaar dingen die irritatie geven uit te spreken. Ze gaan praten over en met elkaar. Zich kwetsbaarder opstellen. We nemen een jaar om bij Sliedrecht te leren communiceren. Veiligheid en vertrouwen terug te brengen. Elkaar steunen. Elkaar aanraken. De vraag beantwoorden: Hoe kan jij het team helpen of wat kan jij in het team brengen? Dat lukt veel sneller dan we verwachten. Een van de middelen is het lopen van een achtje met twee spelers. Eerst met de richting mee en dan tegen de richting in. Zodat je bijna tegen elkaar aanloopt en moeten praten over wat irriteert of botst en gaat begrijpen wat het met de ander doet. Bijvoorbeeld als een van de twee steeds met de ogen rolt als de ander iets doet. Het gaat erom dat je beter met het gedrag van een ander kunt omgaan. Dan geniet ik als ik zie dat ze na hun achtje samen lachend de kleedkamer ingaan.”
Kritisch en 100 procent inzet
Vera beschrijft een manier waarmee ze bewustzijn van het belang van kwaliteit inbrengt: “Je vraagt tijdens een oefening om cijfers te geven. Dan geven ze bijvoorbeeld een zeven. Dan vraag ik: ‘Hoe kom je tot een acht? Wat moet je doen om naar een tien te gaan?’ Dat heeft invloed. Speelsters moeten elkaar ook leren vertrouwen. De aanvalsters moeten bijvoorbeeld bij inspelen zeggen wat er niet deugt aan een goede set-up. En de spelverdeelster moet niet steeds sorry zeggen. Als ze er niet uit komen, moeten ze ook tijdens een training gewoon samen even een time-out nemen om het erover te hebben. Ze moeten kritisch zijn naar elkaar en 100 procent bewustzijn en inzet willen geven.”
Toezicht op trainers
Vera haalt ook de trieste ervaringen naar boven. “Speelsters die helemaal geen vertrouwen hebben. Die technisch hartstikke goed zijn, maar die in hun opleiding meedogenloos zijn afgemaakt op wat ze niet zouden kunnen. Die daar een trauma aan hebben over gehouden. Dan denk ik dat er vaak te weinig toezicht is op wat, vooral jeugdtrainers, doen. Daar moet iemand in een club verantwoording voor nemen. Anders worden jongeren beschadigd.”
Zelf nadenken en oplossen
Vera Koenen wil altijd winnen. Maar daar gaat het niet alleen om. “Sliedrecht is beter dan de andere teams in Nederland. Ik wil vanaf mijn eerste jaar attractief en aanvallender spel spelen met meer risico zoals bijvoorbeeld een ‘pipe’ aan het net. Maar ook andere variatie in de aanval en meer sprongserves. Ze moeten het leuk vinden. Daar hoort ook bij dat ze zich veilig voelen en zelf mogen bepalen wat ze precies doen. De inbreng van Nathalie brengt het team veel. Ik geniet ervan dat ze nu zelf nadenken en dingen oplossen.”