WIE?
Patrick de Reus (geboren 28 januari 1969 in Zaandam)
Getrouwd. Zoon van 14 en dochter van 13 jaar oud. Die spelen hockey.
Opleiding: CIOS Overveen
Werkte van 2005 tot 2015 als golfprofessional op de Kennemer. Nu actief voor Plastic Whale, geeft golfclinics en organiseert sportgerelateerde evenementen.
Speelde 119 interlands tussen 1989 en 1993
LOOPBAAN
Gespeeld bij:
Argus, Zaandam 1973-1986
Molenwiek C, Zaandam: 1986-1987
Delta Lloyd/AMVJ, Amstelveen: 1987-1989
Nederlands team fulltime Bankras: 1989-1992
Autodrop, Geldrop: 1992-1994
Alcom Capelle, Capelle aan den IJssel: 1994-1999
Sinds januari 2017 trainer van het eerste vrouwenteam van Zaanstad (1e divisie).
NET NIET ERBIJ. TOCH NIET TELEURGESTELD
Op het moment dat de Nederlandse mannen in 1992 in Barcelona voor het eerst een (zilveren) medaille winnen, is Patrick de Reus er ook bij. Niet op het veld. Niet op de bank. Maar op de tribune, met de andere ‘afvaller’ Arnold van Ree naast zich. Je zou denken dat hij daar boos en ongelukkig met samengeknepen tenen aan de kant zat. Dat was niet zo. Ook na drie uur praten is er geen greintje twijfel: de ‘volleybalreis’ van Patrick de Reus was eerder een vriendelijk sprookje dan een gruwelijk verhaal van iemand die er net niet bij mocht zijn. Patrick is rustig en nuchter. Ook 25 jaar later nog: “Ik heb er alles aan gedaan, maar anderen waren beter.”
Mini-volleybal bij Argus
De vader van Patrick de Reus volleybalt. Dus gaan zijn broertje en hij het ook doen. Dat is al snel een succes. “We doen mee met de mini-volleybalkampioenschappen in een grote hal in Arnhem. We hebben een bijzonder team. Stefan Nugter is erbij, hij is nu de man van Paul de Leeuw. Theoman Yilderan was de derde. Heel bijzonder, omdat er weinig van oorsprong Turkse jongens zijn in de volleybalwereld. De vierde is Martin van Kuijk. We worden derde. Dat is geweldig als je van zo’n klein clubje komt. We trainen drie keer in de week. Dat is in die tijd, denk ik, heel veel. Bij Argus zijn leuke trainers. Vooral Marco Baars, een leraar Nederlands.”
Beker door de busdeur
Als vijftienjarige wordt hij landskampioen bij de B-jeugd: “We trainen vier keer in de week. Maar dan zijn we er een half uur eerder en blijven ook altijd langer. Dat kampioenschap is geweldig. Vervolgens wordt hij ook nog landskampioen met het districtsteam van Noord-Holland-Midden. Maar het eindigt wel in een teleurstelling. Er wordt gespeeld op twee plaatsen. Onze wedstrijden van de A-jeugd zijn in Wijchen. Na afloop gaan we met de bus naar Nijmegen, de andere speelplaats, waar we rekenen op een geweldige prijsuitreiking. Maar daar is alles al voorbij. Als we aankomen, krijgen we de beker door de deur van de bus aangereikt.”
Pa en zoon De Saegher
Patrick wordt gevraagd bij de jeugd van Zaan. Maar hij blijft liever bij Argus, waar hij derde divisie speelt. Als hij in 1986 naar Molenwiek C in de eerste divisie kan, maakt Patrick wel de stap omhoog. “Piet de Saegher traint ons. Zijn zoon Derk en Ralf Muijs zijn de spelverdelers. Ik speel daar ook met Jeroen Wals. Die is met zijn vrouw Nicole, die speelde in het damesteam dat ik trainde in Zaandam en hun vier kinderen drie jaar geleden omgekomen bij de ramp met de MH-17. Dat maakt veel indruk op me.”
Eerder in krachthonk?
Als je Patrick de Reus hoort praten over zijn volleybal-loopbaan, lijkt het allemaal gladjes en vanzelf te gaan. Hij komt in Jong-Oranje met diezelfde Ralf Muijs, Henk-Jan Held, Ron Zwerver, Bas Bloem en Olof van der Meulen. “Ik herinner me een toernooi in 1986. Spelen we tegen Italië. Daar staat een jongen met van die indrukwekkende benen. Ik denk: Die kan nooit net zo oud zijn als wij. Het is Andrea Gianni. Ik heb me toen wel afgevraagd of wij misschien toch iets eerder in het krachthonk hadden moeten werken.”
Magnetron voor moeder
Na één jaar Molenwiek/C haalt Harrie de Haas hem naar Delta Lloyd/AMVJ. “Daar kom ik bij een club met volleybal-historie. Het gaat er nogal wat zakelijker aan toe dan in Zaandam. Ik ga spelen met Hans Krieger, een ontzettend fanatieke spelverdeler. En met die enorme springer Anton Ruiter. En met André Moons, Ralf Muijs, Edu Ooms, Henri Brouwhuis en Tino Vinkesteijn. Ik kijk huizenhoog tegen een aantal van hen op. Maar ik mag meteen een plek op het midden innemen. Het tweede jaar komt Jacques van der Putten uit Brabant als spelverdeler. Hij kan een geweldige bal achterover spelen. Die ziet niemand aankomen; geweldig vind ik dat. Het zijn wel zware jaren. Drie keer in de week trainen. En ik ben een opleiding begonnen. Ik wil iets met sport doen. De ALO wordt me afgeraden. Want gymleraren zullen alleen werkloos worden, zeggen ze. Ik ga naar het CIOS in Overveen. Daar zou ik meer kanten mee uit kunnen. Het is druk: op en neer reizen van school, naar de training, naar huis. Op een gegeven moment doe ik mijn moeder een magnetron cadeau. Kan ze het eten wat ik heb gemist opwarmen.”
Voorbeeld Yuri Sapega
“Bij AMVJ maak ik prachtige dingen mee. We spelen Europa Cup tegen Parma en Modena. Ik speel tegen iconen als Andrea Lucchetta, Bengt Gustafson, Georg Grözer en Frank Winkler. En op een toernooi in Oost-Duitsland tegen Alexander Sorokolet, Alexander Savin, Vyacheslav Zaitsev en Yuri Sapega. Karch Kirlay is mijn grote held, maar Sapega is mijn grote voorbeeld. Een kleine midden-aanvaller, maar zo slim en zo sluw. Ik ben zelf technisch een goede speler. Ik heb een snelle aanval en kan goed blokken. En ik kan goed passen, wat in die tijd ook nog een rol is van middenspelers. Ik wil niet opvallen, maar alle dingen gewoon goed doen. Ik zorg wel voor het blok. Ik zorg wel voor de afleiding, zodat een ander kan scoren. Ik speel wel iemand vrij. Maar op het midden ben ik in het blok met mijn lengte van 1.96 natuurlijk kansloos tegen spelers van 2.05 meter en langer.”
Eerst studie afmaken
Als hij bij AMVJ speelt, wordt Patrick uitgenodigd voor het Nederlandse Team: de Bankras. Een fulltime-leven als volleyballer. “In eerste instantie ga ik niet. Ik wil mijn studie afmaken. Maar als ik een jaar later weer gevraagd word, zeg ik meteen ja. Volleybal is zo leuk. Het is wel bikkelen. Van drie keer trainen naar iedere dag de zaal in. Daar moet mijn lichaam wel aan wennen. Ik krijg last van mijn rug. Het is allemaal harder, hoger en vaker. Ik wil beter en sterker worden. Slimmer. Marco Brouwers en Bert Goedkoop zijn net weg. Teun Buijs is er nog bij. Met hem rijd ik mee, want hij heeft een auto. Stopt Teun; krijgen we daarna allemaal een auto.”
Met vier tegen de basis
Er komt een vlaggetje van Brazilië uit een doos. De Reus: “Ik maak mijn debuut in een World Leaguewedstrijd tegen dat land. In Japan komen we daarna in de finale tegen Italië. Daarna gaan Blangé en Zoodsma naar Duitsland. Wij blijven met tien spelers over in de Bankras. Martin van der Horst, Henk Jan Held, Edwin Benne, Martin Teffer, Ron Boudrie, Ron Zwerver, Arnold van Ree, Bas Koek, Avital Selinger en ik. Dat is nog zwaarder. Het basisteam tegen vier anderen. Bij die vier hoor ik. “
Steenaard maakt het leuk
Patrick de Reus vertelt hoe prettig de tien Bankras-mannen met elkaar omgaan. “Een hechte groep. Samen op reis. Toernooien. Clinics geven. Dat is een goede training, want als je laat zien hoe iets moet, mag je natuurlijk geen fouten maken. Omroeper Piet Steenaard maakte het ook echt leuk voor de mensen die ernaar toe komen.”
Op het EK van 1991 komen Olof van der Meulen en Marco Klok erbij. “We worden derde. Terwijl iedereen vindt dat we de finale hadden moeten spelen. Dat kost Harrie Brokking de kop. Het is een vreemde situatie. We hebben net daarvoor in Sint-Petersburg makkelijk gewonnen van de Russen. We snapten niet hoe die een paar weken later zoveel beter kunnen zijn. Daar moet ik ook nog weleens aan denken als ik hoor wat er nu allemaal in Rusland gebeurt met die Olympische atleten.”
Het gaat niet om mij
1992. De Olympische Spelen in Barcelona komen in zicht. De middenspelers Ronald Zoodsma en Jan Postuma komen terug naar het Nederlands Team. Held en Van der Horst zijn nummer 3 en 4 op het midden. Dus sneuvelt Patrick de Reus. Daarom zit hij met Arnold van Ree op de tribune in plaats van op de spelersbank als Nederland in de finale wordt geveegd door Brazilië. “Het is geweldig dat de finale gehaald wordt. Maar daarin zijn de Brazilianen zoveel beter. Die Marcelo Negrão: niet te houden gewoon. De weg naar de finale is geweldig. Nederland wordt zesde in de poule. En moet tegen nummer 1 van de andere: Cuba. Die winnen we. Het is een tegenvaller dat ik niet mag meedoen. Maar het gaat om een zo goed mogelijk Nederlands team. En niet om mij.” Je kunt je bijna niet voorstellen dat iemand zich er zo ‘mooi’ bij neerlegt. Maar als je hoort hoe Patrick het vertelt, kun je niet anders dan geloven dat dat hij meent wat hij vertelt.
Ellen van Langen zien winnen
Patrick laat een lijstje zien met daarin een toegangsticket van het atletiekstadion van Barcelona 1992. Dat is een bijkomend hoogtepunt voor hem: “Zie je die handtekening? Die is van Ellen van Langen. Wij hadden een kaartje voor het atletiekstadion en zijn erbij als zij wint. Ik heb een Nederlandse vlag meegenomen naar Barcelona, maar die is van me gestolen in de volleybalhal. Als Ellen over de finish komt, staan wij aan de kant en willen ergens mee zwaaien. Daarvoor doe ik mijn NOC-trui uit. Sta ik daar te zwaaien in mijn blote bast. Mijn ouders zien me zo op de televisie. Ellen van Langen komen we later tegen en die zet een handtekening op de toegangskaart.”
Geldrop net geen kampioen
Het Bankrasmodel valt uit elkaar. Patrick moet in dienst. Combineert dat met spelen bij Autodrop Geldrop. “De kazerne is bij de Herdgang, het trainingscomplex van voetbalclub PSV. Gaan we met Aadje de Mos kletsen tussen de middag. In Eindhoven en Geldrop heb ik ook een mooie tijd. Met Albert Christina, Edward van Erp, Guido Görtzen en Mischa Latuhihin. Jammer dat we net geen kampioen van Nederland worden.”
Capelle ook net niet
Geldrop valt uit elkaar. “Bij Capelle komen we met een heleboel mensen bij elkaar. Avital Selinger, Ron Boudrie, Pieter Jan Leeuwerink. Maar ook daar worden we geen kampioen.” Patrick de Reus haalt de top. Met AMVJ wordt hij een keer landskampioen in 1989 omdat Martinus uit de competitie is gehaald en als Nederlandse Team in de Bankras is gegaan. En met Alcom/Capelle wint hij in 1995 de beker. Maar op zijn ‘erelijst’ zijn vooral veel tweede plaatsen. Achter Martinus. Achter Dynamo. Achter ZVH Zevenhuizen en VC Nesselande.
Leraar op De Amsterdamse
Op school in Overveen maakt Patrick in 1987 kennis met een ander spelletje: golf. “Wat vind ik dat mooi. Twee jaar doe ik het als keuzevak. Ik herinner me dat we met het Nederlands team op stage zijn in Rusland. Putter mee in de massagetafel. Maak ik een putting parcours door de gangen van het hotel en spelen we fanatiek een wedstrijdje golf. Ik vind het leuk om die sport ook te doen. Het is fijn dat het buiten is, in plaats van binnen. Als ik dertig word, besef ik dat ik niet eeuwig zal volleyballen. Daarom ga ik de golfopleiding doen aan de Fontys Hogeschool in Tilburg. En word prof. Golfleraar. Stop met volleyballen. En ga lesgeven op de Amsterdamse Golf Club.”
Grachtenplastic wordt boot
Hij is vervolgens nog even prof op de Zaanse, gaat terug naar de Amsterdamse en komt in 2001 op het walhalla van het Nederlandse golf terecht: De Kennemer. “Prachtige baan, prachtige tijd. Ik heb er 13 jaar gewerkt. Zij hebben de regel dat de prof na tien jaar weggaat. Dus ik ook. Maar wat moet ik dan nog? Mooier zal het nergens worden. Zeker niet in het golf. Daarom ga ik naar andere dingen kijken. Op vakantie raak ik tijdens snorkelen in de ban van het opruimen van plastic uit de zee. Ik meld me als vrijwilliger bij Plastic Whale. Een organisatie die plastic uit de Amsterdamse grachten haalt en er boten van maakt. Daar werk ik nu met een kleine vergoeding. Ik geef golfclinics. En ik werk bij een organisatie die sportieve evenementen organiseert. Dat kan ook golf en beachvolleybal zijn.”
Hoe kan het beter
Zijn leven lang krijgt Patrick de Reus al dezelfde kennismakingsvraag. Ook op zijn 49ste nog: Hoe is het met volleybal? Na bijna twintig jaar buiten het volleybal hoeft hij het nu in ieder geval niet meer over vroeger te hebben. Want hij is terug in de sport. Eind 2016 wordt hij gevraagd om de dames van Zaanstad te trainen en te coachen. Daar kan hij ruimte voor maken en het zal maar voor vier maanden zijn. Die vier maanden zijn nu al meer dan een jaar geworden. En hij is er voorlopig nog niet weg. Praat er gedreven over. Vooral als het gaat over coachen. Over de zelfstandigheid van spelers: “Ze willen dat je als coach precies zegt was ze moeten doen. Ik wil dat ze zelf nadenken. Dat ze het spel lezen. Zelf zien op wie ze moeten serveren en waarom ze diagonaal of rechtdoor moeten blokken.” Patrick de Reus heeft alweer, als vanzelf, een volgende stap gemaakt. Trainer in een sport waarin hij geboren is. Dat doet hij net zo vanzelfsprekend als alle andere dingen die hij deed. En ook met die vraag: Hoe kan het anders? Hoe kan het beter?