Door Frits Suer
Het was in het vroege voorjaar van 1985. Onder leiding van Peter Murphy en Johan van der Haar was Brother/Martinus weer kampioen geworden. Peter liet weten dat hij een seizoen van heen en weer rijden tussen Uden en Amstelveen wel genoeg vond. In Uden moest ook nog een fysiotherapie praktijk worden gerund en het nationaal vrouwen team.
Johan wilde wel doorgaan, maar had zijn aarzelingen. De spelers hadden het trainingsduo Murphy – van der Haar als een ideaal koppel ervaren. Verschillende karakters en afwisselende trainingen. Dat vond de groep wel lekker voor zes trainingen waarvan dinsdag en donderdag tweemaal en een wedstrijd per week. Martinus benaderde Pierre Mathieu met de vraag of hij eventueel samen met Johan de groep wilde trainen. Maar Mathieu mocht niet van Starlift-sponsor Dé Stoop. Mathieu had daar nog een contract. Op een gegeven moment zei Johan na een training tegen mij en Harry Pelser, vertrouwensman van veel Martinusspelers en vader van drie volleyballende dochters: “Kijk, die spelers willen verder. Wij trainen nu 16 uur per week en waar ligt de uitbreiding van het programma? Deze groep verdient een trainer uit het buitenland; één die gewend is met een groep om te gaan, die dagelijks een uur of vier, vijf traint”.
Aarzelingen
Pelser en ik hadden onze aarzelingen. Het zou de kosten van het team flink opvoeren. “Er is geen andere weg”, zei Johan. “Je zit al zo dicht tegen de Europese top aan, het zou zonde zijn als je nu opgeeft. Dan is al het werk voor niets geweest”. Toen de algemeen directeur van Brother, Fred Sier, dit hoorde kwam hij met een van zijn gevleugelde uitspraken. “Áls we iets doen, doen we het goed, dus…..”
Deze gebeurtenis typeert John van der Haar. Niet aan zijn eigen belang denken, maar altijd aan het algemeen belang en dat van de speler. Al of niet onbedoeld, maar hiermee gaf hij op een beslissend moment richting aan het Nederlandse volleybal op weg naar de internationale top. Die onbaatzuchtigheid liep als een rode draad door Johans volleybalcarrière.
In de beginjaren ’60 was Johan in Den Haag al opgevallen als een goede trainer. Toen nog bij de bescheiden Populieren Volleybal Club (PVC) en later bij het Haagse damestopteam Celebes. Met deze ploeg werd hij meerdere malen landskampioen. In die periode heb ik dat zelfde Celebes eens ongelooflijk af zien gaan in een Europacupwedstrijd tegen de Russische kampioen. Binnen drie kwartier was het gedaan. Compleet weg geserveerd. Was ik daarvoor vanuit Amsterdam naar de Steenwijklaan in Rijswijk gereden? In die verongelijkte stemming vroeg ik Johan hoe dit mogelijk was. Bij het passen vlogen de ballen van de Celebesarmen alle hoeken van de zaal in. Johan legde geduldig uit dat juist serveren en passen iets is waar je honderden uren op moet trainen. “We hebben wel talent, maar zullen we er nooit van profiteren als we niet onze teams de kans geven evenveel te trainen als de Oost-Europeanen doen. Pas dan kunnen we van die ploegen winnen. Niet nu”. Deze opmerking zou hij nog vele malen herhalen.
Nationale damesteam
Als coach van het beste dames clubteam werd Johan in 1963 aan het nationale damesteam toegevoegd om hoofdcoach Henk Blok te assisteren. Een jaar later ging Henk Blok naar de mannen en werd Johan de hoofdcoach bij de dames. De dames werden in 1968 wel West-Europees kampioen. Dat was een toernooi om de z.g. Springcup zonder de “staatsamateurs” uit de Oost-Europese landen. In 1970 namen de Oranjedames deel aan het WK-eindtoernooi in Bulgarije. Van der Haar eiste van de Nevobo ruimte voor een goede voorbereiding om in ieder geval nog een beetje tegenspel te kunnen bieden. Maar erg optimistisch ging Johan er niet heen. “We spelen tegen ploegen, die dagelijks drie tot vier uur trainen. Nederland eindigde ook als voorlaatste met één overwinning op Mongolië.
Een jaar later 1971 was de Haagse sportleraar weer nodig nu als nieuwe bondscoach/crisismanager bij de heren. De bond wilde per se dat Nederland zich eens zou plaatsen voor de Olympische Spelen München 1972, maar de spelers wilden niet. Er waren grote tegenstellingen tussen de spelers van Deltalloyd/AMVJ en Starlift. De Amsterdammers bedankten voor Oranje. Uiteindelijk was het compromis, dat de AMVJ – spelers zich toch beschikbaar stelden op voorwaarde dat zij wel op vakantie konden gaan. Bruin gebrand en soms nog in hun vakantiekleding meldden de Amsterdammers zich op het trainingskamp in Montpellier waar het toernooi plaatsvond. De eerste en alles beslissende wedstrijd tegen Roemenië ging met 3-1 verloren en daarmee de kans op plaatsing. Het is de enige keer, dat de volleybalwereld Johan heel boos heeft gezien.
Naar de Nederlandse Sportfederatie
Maar Johans tact en zijn vermogen om met lastige situaties om te gaan, was ook de bazen van de Nederlandse Sportfederatie opgevallen. Na de Spelen van 1972 wilde men een afdeling Maatschappelijke Begeleiding oprichten. Johan werd gevraagd die afdeling te leiden. Hij deed dat op zijn manier en samen met zijn assistente zwemster Ria Racké-van Velsen en later met de atletes Ilja Keizer en Ciska Jansen, Diemer Wolting en Truus van de Kaap als consulenten, verwierf hij in de gehele sportwereld grote bewondering en waardering voor zijn vermogen het vertrouwen te winnen van sporters uit de andere disciplines en vooral voor hun belangen op te komen. Van een combinatie met zijn geliefde volleybal wilde het NOCNSF niet weten. Dat hield Johan ruim vijf jaar vol. In 1979, twee weken voor het EK, ontplofte in het trainingskamp de toch al gespannen verhouding tussen trainer Jaap Akkerhuis en de belangrijkste speelsters van Oranje. Het merendeel van de speelsters wilde niet met Akkerhuis verder. De oplossing was, dat assistent Johan van der Haar zijn plaats overnam. Johan bezweek voor de druk die de dames en de Nevobo op hem uitoefenden en derhalve kwam hij terug als bondscoach. In het EK toernooi behaalde Nederland met een zesde plaats de beste prestatie ooit. Iedereen blij zou je zeggen, maar NOCNSF niet. Men had moeite met Johans dubbelfunctie. Wel mocht hij de ploeg nog tot en met het WK Peru 1982 leiden. Nederland werd 16e, dat viel een beetje tegen. Johan wees opnieuw op het enorm verschil in het aantal trainingsuren tussen de top- en subtoplanden en Nederland. Maar voor het NOC*NSF was het afgelopen. Johan werd voor de keuze gesteld. Of de vaste baan bij de koepel of het onzekere bestaan van trainer bij een bond. Peter Murphy volgde hem bij de Nevobo op.
Officieel afscheid
In 1982 nam Johan officieel afscheid en ter gelegenheid daarvan bood de bond hem eenmalig een erebaan aan als chef d’équipe van de damesploeg bij het Grand Prix toernooi. Het werd even stil rondom Johan totdat Brother/Martinus hem in 1985 vroeg als co-trainer met Peter Murphy. Samen voerden zij het team naar een nieuw lands- en bekerkampioenschap en een derde plaats in het Europacup-1 toernooi.
Later bij het 50-jarig bestaan van Martinus en bij mijn afscheid kwam het roemruchtige team weer bijeen voor een soort erewedstrijd. De onconventionele Martinus spelers hadden hun eigen manier om de waardering voor Johan van der Haar te uiten. Zij wilden bij die feestwedstrijden maar een coach: jawel…Johan van der Haar.
Johan, de bescheidenheid zelve. Daarom zeg ik het maar: “We nemen afscheid van een van de belangrijkste opbouwers van het Nederlands (top)volleybal.