Door Frits Suer
Het topvolleybal dat Nico Zimmerman speelde past haarfijn in de hooggewaardeerde TV rubriek andere tijden. Want het waren inderdaad andere tijden toen Nico Zimmerman in augustus 1951 zijn debuut in oranje maakte. Eigenlijk was alles anders: de speelzalen, het spel zelf, het taalgebruik van de kranten en de manier waarop het vrijwel onbekende volleybal aan het publiek werd uitgelegd.
Nico Zimmerman was pas 16 jaar toen hij werd uitgenodigd voor het Nederlands team. “Mijn gymleraar op het Christelijk Gymnasium (nu: Sorghvliet) spande een touw in de gymzaal van muur tot muur en we gingen volleyballen. Voldoende ruimte voor discussies of de bal nou onder of over het touw was gegaan. Ik werd lid van de nieuw opgerichte volleybalafdeling van de Voorburgse turnvereniging DES. Aanvankelijk werd ik daar geweigerd, omdat men mij te jong vond. Ik kwam in het Haags team terecht en kennelijk vond de trainer van dat team, Henk Blok, mij goed genoeg om mij naar Kees van Zweeden te sturen, trainer van Nederlands kampioen RVC en van het Nederlands team”.
Alles was anders dan nu, zo ook de voorwaarde die Nico’s vader aan Kees van Zweeden stelde toen hij werd geselecteerd. “Alles goed en wel, maar denk er om dat hij niet op zondag mag spelen”. Zo kon het gebeuren, dat Nico Zimmerman tijdens het EK toernooi de wedstrijd tegen België vanaf de tribune moest volgen omdat die Nederland-België uitgerekend op een zondag was. “Kennelijk puberde ik op dat moment nog niet genoeg of ik was volgzamer dan de tegenwoordige 16-jarigen. Ik kwam er in ieder geval niet tegen in opstand” .
Nico Zimmerman was pas 16 jaar toen hij werd uitgenodigd voor het Nederlands team. “Mijn gymleraar op het Christelijk Gymnasium (nu: Sorghvliet) spande een touw in de gymzaal van muur tot muur en we gingen volleyballen. Voldoende ruimte voor discussies of de bal nou onder of over het touw was gegaan. Ik werd lid van de nieuw opgerichte volleybalafdeling van de Voorburgse turnvereniging DES. Aanvankelijk werd ik daar geweigerd, omdat men mij te jong vond. Ik kwam in het Haags team terecht en kennelijk vond de trainer van dat team, Henk Blok, mij goed genoeg om mij naar Kees van Zweeden te sturen, trainer van Nederlands kampioen RVC en van het Nederlands team”.
Alles was anders dan nu, zo ook de voorwaarde die Nico’s vader aan Kees van Zweeden stelde toen hij werd geselecteerd. “Alles goed en wel, maar denk er om dat hij niet op zondag mag spelen”. Zo kon het gebeuren, dat Nico Zimmerman tijdens het EK toernooi de wedstrijd tegen België vanaf de tribune moest volgen omdat die Nederland-België uitgerekend op een zondag was. “Kennelijk puberde ik op dat moment nog niet genoeg of ik was volgzamer dan de tegenwoordige 16-jarigen. Ik kwam er in ieder geval niet tegen in opstand” .
Gravelveld
Andere tijden, de trainingen waren op het gravelveld achter het politiebureau van Voorburg, waar de toenmalige penningmeester en teamleider Herman Spruit commissaris was. “Je zat onder het gravel, ook al omdat je de serve alleen bovenhands mocht opvangen. En dat deed je dan achterover of zijwaarts rollend. En ik behoorde tot de eerste spelers met een sprongserve. Heb erg veel geleerd van mijn toenmalige trainer Henk Hoogerwaard (voor ons uiteraard “Mijnheer”)”.
Het debuut van Nico Zimmerman was op 31 augustus 1951 in een oefeninterland tegen Denemarken in Doetinchem. Voor Doetinchem was dat een evenement, waar in de aanloop uitvoerig in de kranten over geschreven werd. Men was er trots op. Immers daarvoor was in deze stad geen volleybal mogelijk omdat men er de zalen niet voor had. Pas toen er een grote markthal kwam kon er worden gevolleybald. De Doetinchemse krant moest de lezers wel uitleggen wat volleybal precies was. Citaat uit de krant: “ Zaterdag biedt u allen de gelegenheid om het volleybalspel te zien in zijn grootheid. Van de keihard geslagen serveballen die spelers laten omtuimelen als kegels tot flitsend hard geslagen smashballen die met zo’n grote snelheid de tegenspelers passeren dat ze als het ware putjes in de vloer slaan”. Een andere krant legde het volleybal op een andere manier uit: “
1. Het is een spel voor alle leeftijden
2. Het is een beschaafd spel
3. Het is een teamspel
4. Het is een spel van tempo en concentratie
5. Het is een alzijdig spel
6. Het spel kan overal door iedereen worden gespeeld”
Andere tijden, de trainingen waren op het gravelveld achter het politiebureau van Voorburg, waar de toenmalige penningmeester en teamleider Herman Spruit commissaris was. “Je zat onder het gravel, ook al omdat je de serve alleen bovenhands mocht opvangen. En dat deed je dan achterover of zijwaarts rollend. En ik behoorde tot de eerste spelers met een sprongserve. Heb erg veel geleerd van mijn toenmalige trainer Henk Hoogerwaard (voor ons uiteraard “Mijnheer”)”.
Het debuut van Nico Zimmerman was op 31 augustus 1951 in een oefeninterland tegen Denemarken in Doetinchem. Voor Doetinchem was dat een evenement, waar in de aanloop uitvoerig in de kranten over geschreven werd. Men was er trots op. Immers daarvoor was in deze stad geen volleybal mogelijk omdat men er de zalen niet voor had. Pas toen er een grote markthal kwam kon er worden gevolleybald. De Doetinchemse krant moest de lezers wel uitleggen wat volleybal precies was. Citaat uit de krant: “ Zaterdag biedt u allen de gelegenheid om het volleybalspel te zien in zijn grootheid. Van de keihard geslagen serveballen die spelers laten omtuimelen als kegels tot flitsend hard geslagen smashballen die met zo’n grote snelheid de tegenspelers passeren dat ze als het ware putjes in de vloer slaan”. Een andere krant legde het volleybal op een andere manier uit: “
1. Het is een spel voor alle leeftijden
2. Het is een beschaafd spel
3. Het is een teamspel
4. Het is een spel van tempo en concentratie
5. Het is een alzijdig spel
6. Het spel kan overal door iedereen worden gespeeld”
Controverse Amsterdam – Den Haag
De spelers en speelsters (ook de dames speelden daar hun interland) werden in de pers alleen met de achternaam aangeduid en de voornaam alleen met de beginletter. De trainers kregen de kwalificatie “heer” mee: de heer C. van Zweeden en de heer H. Blok. In latere jaren combineerde Zimmerman zijn hobby volleybal met de studie medicijnen. Mogelijk daardoor al eigenwijs, speelde hij een rol in een jarenlang meningsverschil tussen de Amsterdamse volleyballers en de Hagenaars. In het boek Hoppa, dat volleybalscheidsrechter en free lance journalist Chris Mast in 1997 schreef over 50 jaar volleybal in Nederland, wordt daar uitvoerig over geschreven. In het kort komt het er op neer, dat enkele Amsterdamse spelers ( van REVA) niet meer met Van Zweeden als bondscoach verder wilden. De Amsterdammers wilden meer dan alleen techniektraining. Er moest meer aan de conditie en de tactiek worden gewerkt. Van Zweeden vond dat zonde van de tijd. “Volleybal leer je met de bal, zoals je pianospelen leert met een piano”, zei hij altijd. (weinigen wisten dat van Zweeden ook een begenadigd pianist en organist was, maar die beschavingsvorm verborg achter een soms nogal bruusk en bot optreden vooral tegen bondsofficials. F.S.) De toen nog maar 15 jaar oude Nevobo had alle kenmerken van een echte puber. De bestuurders kwamen uit het volleybal voort en hadden meestal zelf op redelijk niveau gespeeld en meenden dan ook zelf over technische zaken te kunnen beslissen. Zo kon het gebeuren, dat de REVA spelers bedankten voor het Nederlands team en een paar trainingen later plotseling op de centrale training verschenen zonder enige uitleg aan bondscoach Kees van Zweeden en de overige voornamelijk Haagse internationals. De Haagse spelers accepteerden dit niet en Nico Zimmerman schreef het bestuur van de Nevobo, dat hij op zijn beurt deze gang van zaken niet kon accepteren en zich terugtrok uit het nationale team in de wetenschap, dat meer Hagenaars zouden volgen. Het bleek dat de Amsterdammers na een gesprek met bondsvoorzitter Van de Heuvel Rijnders (en wellicht bepaalde toezeggingen) weer naar de training van het Nederlands team gingen zonder dat de bondscoach hierover was geïnformeerd.
Herman Spruit
Hagenaar en machtig penningmeester Herman Spruit koos de zijde van de Haagse volleyballers. In een bestuursvergadering verweet hij zijn voorzitter dat hij door het gesprek met de Amsterdamse volleyballers Hans Maas, Gerti Goedhals, Paul van Lith en Hidde van der Ploeg buiten de bondscoach om de positie van Van Zweeden onmogelijk had gemaakt. Van de Heuvel Rijnders trad vervolgens af. Maar een jaar later waren de overige bestuursleden van Zweeden ook zat en gingen achter zijn rug om op zoek naar een buitenlandse trainer, die echter nooit kwam. Er werd naar allerlei tussenoplossingen gezocht en het gevolg van dit bestuurlijk onvermogen was dat goede trainers en technici als Kees van Zweeden, Henk Hoogerwaard, Leo van Hal en Jaap van Kasteel ten onrechte zwaar werden beschadigd.
Terugkijkend denkt Zimmerman ook met weemoed terug aan de zaaltjes waarin gevolleybald moest worden. “Onze thuiswedstrijden waren in een kerkje aan de Haagweg. Het publiek zat soms met de voeten in het veld. Beleefd werd gevraagd de benen in te trekken als de bal in de buurt was. Dan had je de Korenbeurs in Groningen. Tussen de lijnen en de pilaren was een halve meter ruimte. Het publiek stond hier ook tegen de lijnen aan“ . Er waren nog meer markante zalen: in Utrecht het parochiehuis Hoograven (gebroeders van Wijnen van S.O.S.!) met een gat in de vloer waar tijdens wedstrijd een plank over werd gelegd, of een paar jaar later de boerderij in Dordrecht, waar een de ene kant van het net een lage balk hing, waar je wel overheen mocht spelen, maar er niet tegen. Of de markthal in Woerden, waar in de winter gasblazers de hal op temperatuur brachten, maar de bal soms ook onmogelijk ver weg bliezen de kisten met groente en fruit in. Er is dus onvergelijkbaar veel verbeterd in het volleybal vindt Nico Zimmerman, maar zoals vele volleyballers van vroeger heeft hij ook wat problemen. “Net zoals Anneke van Beelen in haar interview al aangaf vind ik de harde muziek tussen de punten en de sets helemaal niets. Zal wel met de leeftijd te maken hebben (nu 81) . Je kunt elkaar niet verstaan. Ook die high fives bij het voorstellen van de teams en bij elk punt (voor of tegen!) tijdens de wedstrijd vind ik een beetje overdreven. Wel vind ik het een verbetering dat iedere fout een punt oplevert. Vroeger gingen we weliswaar tot de 15, maar toch duurden sommige sets eindeloos lang . Je kon toen ook nog gelijkspelen met 2-2”.
Hagenaar en machtig penningmeester Herman Spruit koos de zijde van de Haagse volleyballers. In een bestuursvergadering verweet hij zijn voorzitter dat hij door het gesprek met de Amsterdamse volleyballers Hans Maas, Gerti Goedhals, Paul van Lith en Hidde van der Ploeg buiten de bondscoach om de positie van Van Zweeden onmogelijk had gemaakt. Van de Heuvel Rijnders trad vervolgens af. Maar een jaar later waren de overige bestuursleden van Zweeden ook zat en gingen achter zijn rug om op zoek naar een buitenlandse trainer, die echter nooit kwam. Er werd naar allerlei tussenoplossingen gezocht en het gevolg van dit bestuurlijk onvermogen was dat goede trainers en technici als Kees van Zweeden, Henk Hoogerwaard, Leo van Hal en Jaap van Kasteel ten onrechte zwaar werden beschadigd.
Terugkijkend denkt Zimmerman ook met weemoed terug aan de zaaltjes waarin gevolleybald moest worden. “Onze thuiswedstrijden waren in een kerkje aan de Haagweg. Het publiek zat soms met de voeten in het veld. Beleefd werd gevraagd de benen in te trekken als de bal in de buurt was. Dan had je de Korenbeurs in Groningen. Tussen de lijnen en de pilaren was een halve meter ruimte. Het publiek stond hier ook tegen de lijnen aan“ . Er waren nog meer markante zalen: in Utrecht het parochiehuis Hoograven (gebroeders van Wijnen van S.O.S.!) met een gat in de vloer waar tijdens wedstrijd een plank over werd gelegd, of een paar jaar later de boerderij in Dordrecht, waar een de ene kant van het net een lage balk hing, waar je wel overheen mocht spelen, maar er niet tegen. Of de markthal in Woerden, waar in de winter gasblazers de hal op temperatuur brachten, maar de bal soms ook onmogelijk ver weg bliezen de kisten met groente en fruit in. Er is dus onvergelijkbaar veel verbeterd in het volleybal vindt Nico Zimmerman, maar zoals vele volleyballers van vroeger heeft hij ook wat problemen. “Net zoals Anneke van Beelen in haar interview al aangaf vind ik de harde muziek tussen de punten en de sets helemaal niets. Zal wel met de leeftijd te maken hebben (nu 81) . Je kunt elkaar niet verstaan. Ook die high fives bij het voorstellen van de teams en bij elk punt (voor of tegen!) tijdens de wedstrijd vind ik een beetje overdreven. Wel vind ik het een verbetering dat iedere fout een punt oplevert. Vroeger gingen we weliswaar tot de 15, maar toch duurden sommige sets eindeloos lang . Je kon toen ook nog gelijkspelen met 2-2”.
Militair team
Een aparte rol in het volleybal speelde in de jaren ’50 en ’60 het Nederlands militair team. Dankzij de dienstplicht maakten diverse topspelers deel uit van dit team zoals Nico Zimmerman en Gerti Goedhals. Op grond van zijn volleybalkwaliteiten werd Zimmerman ingedeeld bij de Commandotroepen in Roosendaal, toendertijd het keurkorps van Nederland. Nog steeds is hij er trots op de groene baret te hebben gehaald . De politieke structuur in de wereld was er een van een totaal andere orde, waardoor landen als Iran (toen nog Perzië) , Pakistan en Egypte deel uitmaakten van het westerse militaire bondgenootschap. Sport was in die legers zeer belangrijk en de twee- jaarlijkse toernooien hadden dan ook groot aanzien. Zimmerman herinnert zich de grootschalige ontvangsten met koningen en prinsen als gastheer. Maar die traditie van militaire interlands verdween in ieder geval in ons land gelijk met de dienstplicht.
Zimmerman is met plezier lid geworden van de Volaren. De oude Amsterdam-Den Haag “vete” is in het hernieuwde contact met Hidde van der Ploeg in ruime mate bijgelegd!
Een aparte rol in het volleybal speelde in de jaren ’50 en ’60 het Nederlands militair team. Dankzij de dienstplicht maakten diverse topspelers deel uit van dit team zoals Nico Zimmerman en Gerti Goedhals. Op grond van zijn volleybalkwaliteiten werd Zimmerman ingedeeld bij de Commandotroepen in Roosendaal, toendertijd het keurkorps van Nederland. Nog steeds is hij er trots op de groene baret te hebben gehaald . De politieke structuur in de wereld was er een van een totaal andere orde, waardoor landen als Iran (toen nog Perzië) , Pakistan en Egypte deel uitmaakten van het westerse militaire bondgenootschap. Sport was in die legers zeer belangrijk en de twee- jaarlijkse toernooien hadden dan ook groot aanzien. Zimmerman herinnert zich de grootschalige ontvangsten met koningen en prinsen als gastheer. Maar die traditie van militaire interlands verdween in ieder geval in ons land gelijk met de dienstplicht.
Zimmerman is met plezier lid geworden van de Volaren. De oude Amsterdam-Den Haag “vete” is in het hernieuwde contact met Hidde van der Ploeg in ruime mate bijgelegd!