Door Geert Wijnhoven
Ari ’t Hart (Geboren 20 oktober 1934 in Delft)
Getrouwd met Astrid.
Opleiding: Leidse Instrumentmakers School
Werkt sinds 1980 voor zichzelf, als kunstenaar en uitvinder. Nummer één in de wereld als het gaat om ontwerpen van bijzondere reels (molens voor het vliegvissen)
Volleybalde van 1950 tot 1962
Trainer van 1960 tot 1980
LOOPBAAN
Gespeeld bij:
CSVD, Delft
DES, Rijswijk
Nationale team van Nederlandse mariniers in Nieuw-Guinea
Trainer geweest bij:
Punch, Delft
Haag ’68, Den Haag
RAC, Enschede
Vredenstein, Enschede
Orion, Doetinchem
Nederlands Studenten Team
Technische Universiteit, Enschede
Nederlands Nationale Zitvolleybalteam
De Tubanten, Enschede (zitvolleybal)
TROTS OP PLEK IN MUSEUM OF MODERN ARTS
Hij is de uitvinder van het zitvolleybal. Veroverde met het Nederlands team en ‘zijn’ Tubanten talloze nationale en internationale kampioenschappen. Maar dat ‘werk’ heeft Ari ’t Hart al meer dan 35 jaar achter zich gelaten. Zijn leven besteedt hij sinds 1980 vooral aan het ontwikkelen van nieuwe reels (molens) voor het vliegvissen. Vanwege die reels willen en gaan zelfs presidenten met hem op stap. Maar ongeremd apetrots is hij vooral op het feit dat een van zijn kunstige uitvindingen een plek heeft gekregen in het belangrijkste museum van de wereld: het Museum of Modern Arts (MOMA) in New York.
Hij is geniaal
Het moet eruitzien om van te houden. Een belangrijk uitgangspunt in het leven van Ari ’t Hart. De energie en gedrevenheid spuit er vanaf bij de bijna 83-jarige inwoner van Oldenzaal. Zijn vrouw Astrid relativeert het nog een beetje: “Maar hij moet ook wel door, hoor!” Ari denkt even na. Zou hij zijn werk minder leuk hebben gevonden als hij ‘binnen’ was geweest? Als hij zich niet had laten belazeren door allerlei zakelijke ‘vrienden’? Nee! Hij is wel boos op ze. En hij vindt het jammer dat hij, als het gaat over dit onderwerp, niet beter heeft geluisterd naar de intuïtie van zijn vrouw Astrid. “Die zei altijd al dat die mensen niet deugden.” Maar uiteindelijk is hij gewoon blij dat hij bezig is met de dingen die hij leuk vindt om te doen. Eigenlijk is hij nog altijd het jongetje dat van de Leidse Instrumentmakers School kwam en het geweldig vond om heel precies iets te bedenken en in elkaar te zetten. Techniek en vormgeving zijn Ari’s lust en leven. En voor wie er nog aan twijfelde, voegt Astrid eraan toe: “Hij is geniaal”. De bewijzen daarvoor kom je overal tegen als je door zijn huis dwaalt. Van boven tot onder vol met uitvindingen. Horloges, klokken, hengelmolens. Maar ook kunstwerken. Glaswerk van Astrid. Schilderijen van Ari. De kleuren springen vanuit alle hoeken en gaten op je af. Je hebt de spotlichten wel nodig om af en toe in het bos de bomen nog te kunnen onderscheiden.
CSVD Delft
Bode ’t Hart. Dat is het bedrijf van Ari’s vader zo’n 100 jaar geleden in Delft. Hij brengt pakketten van Leiden naar Voorschoten en terug. De opbrengst voedt het gezin met drie kinderen: Ari heeft een broer en een zus. Als kind is ie al gegrepen door techniek. Gaat naar de lts. Dan naar de mts: Christiaan Huijgens in Rotterdam. Als Ari zestien is, gaat hij volleyballen bij CSVD (Christelijke Sportvereniging Vitesse) in Delft. Daar krijgt hij te maken met Henk Hoogerwaard.
Oranje Nieuw-Guinea
Zijn laatste school is de Leidse Instrumentmakers School. Dat is ook nu nog een topopleiding voor mensen die precisie-instrumenten willen maken. Als Ari van school komt, is hij Optisch Instrumentmaker. Hij moet in dienst. Wil naar de marine en sporttrainer worden. Want hij vindt zichzelf een buitenman. Maar sportinstructeur kan niet bij de marine. Moet hij marinier worden. Doet hij. Een handtekening om dan maar meteen voor zes jaar te tekenen, zet hij niet. Ari, met zijn wenkbrauwen een beetje omhoog: “Ze zetten me meteen op het vliegtuig naar Nieuw-Guinea. Een heftige reis en opdracht. Maar ook bijzonder omdat ik daar in het Nederlands Nationale Team van Nieuw-Guinea ging volleyballen.”
Minister-president
Na zijn militaire diensttijd gaat Ari werken bij TNO en later bij ITC (International Institute for Geo-Information Science), dat cartografie produceert. “Ik heb het vak daar heel goed geleerd: het maken van precieze instrumenten om die kaarten te kunnen maken. Bij ITC heb ik een bijzondere baas: Willem Schermerhorn. Die was oud minister president (1954) geweest. Ik kon het heel goed met hem vinden, al het was geen makkelijke man. Maar ik ben eerlijk tegen hem en hij tegen mij; dan kom je er samen echt wel uit.”
Vliegvissen met Jur
Terug uit Nieuw-Guinea maakt Ari in het volleybal de stap naar de toenmalige topclub DES in Rijswijk. Daar speelt hij vanaf 1956. De naam Jurriaan Koolen komt op tafel. Doet een beetje pijn. Is jaren zijn beste vriend. Ari vindt het jammer dat het achter hen ligt: “Met Jur ging ik de polder in om te vissen. Hij liet me het vliegvissen zien. Met allerlei goedkope spulletjes heb ik toen mijn eerste eigen reel gemaakt. Nu sta ik daarmee in musea…” In het volleybal ontmoet Ari nog meer visvrienden: o.a. Geert Trompetter.
Ari de spetter
In 1964 komt Astrid in zijn leven. Ze vertelt: “Ik was helemaal geen sporttype. Maar ik was met vriendinnen in Rijswijk en die wilden dat ik mee ging volleyballen. Voor onze training zag ik de mannen bezig. En daar zag ik die spetter met grijs staartje vol energie.” Maar Ari is toch maar klein tussen al die enorme gozers? Voor dat ze wat terug kan zeggen grijpt Ari in: “Ik kon enorm hoog springen. Misschien wel een meter.” Hij vertelt hoe de volleyballers in de begintijd door moesten draaien en op alle posities speelden. Eind jaren zestig veranderde dat. Toen werd Ari buitenaanvaller.
Troost van Hilda
Ari wordt ook trainer. Vooral van vrouwen. Trainer worden lijkt onontkoombaar voor iemand die zo met sport bezig wil zijn. Meteen op serieus niveau: Haag ’68. Hij herinnert zich een wedstrijd in Woerden. Tegen het Valbovol van Hilda van Gulik, dat een jaar eerder kampioen was geworden: “Die vrouw was een kanjer. Indrukwekkend. Ze wonnen die wedstrijd van ons. Maar zij kwam na afloop naar ons toe om ons te troosten. Ze zei dat wij toch wel kampioen zouden worden. Zij wist ook wat verliezen betekende. En inderdaad: wij werden kampioen in 1969.”
De Accountants
Eind jaren zestig verhuist ITC naar Enschede. Dus gaat Ari er achteraan. Eerst op zijn eentje. In 1970 koopt hij het huis in Oldenzaal, waar hij nog altijd woont, samen met Astrid. “Ik was de eerste dag in Enschede. Overnachtte in zo’n klein hokje op de universiteit. Kwam er een man langs die vroeg of ik nog acht uurtjes over had om RAC (Rijks Accountants Centrale) te trainen. Nou die had ik wel. Want ik bleef door de week in Enschede. Reed alleen in het weekend naar Delft.”
Sokophouders met spijkers
Als hij net in Enschede werkt, wordt hij uitgenodigd bij Roessingh: een revalidatiecentrum in Enschede. Daar volleyballen de Tubanten. Nou ja: voor wat ervoor door moet gaan. Ari gaat met ze aan de slag: “Alsof het normale sporters zijn. Ik herinner me dat de KRO er een film over maakte, waar nogal wat mensen schande van spraken. Want ik pakte ze hard aan. Maar ze gingen ook hard vooruit.” De Tubanten verliezen nooit meer. Dat kwam zeker ook door Ari. De NIS (Nederlandse Invalide Sport) vraagt Ari het nationale team te gaan trainen. Dat heeft ook succes. Die gaan ook bij Roessingh trainen. Onder Ari’s inspirerende leiding ontwikkelt de sport zich ook in andere landen. Maar dat gaat langzaam. Ari: “Aanvankelijk waren alleen de Duitsers tegenstander. Maar die speelden nog vuistbal. Voordat het op volleybal begon te lijken, waren we jaren verder.”
Op stompjes zitten
Ari vertelt hoe vreemd het was als spelers, bij buikspieroefeningen, vroegen om op hun stompjes te gaan zitten. En hij legt uit dat je nooit aan een invalide vraagt wat hem is overkomen. “Is geen onderwerp. Ik herinner me een jongen uit Limburg, die zijn benen was kwijtgeraakt door een lorrie in de mijnen heel veel meters onder de grond.” Hij vertelt van de humor waarmee hij mee te maken kreeg. “In Roessingh kwamen ook mensen met een geestelijke beperking. Zoals Gerard, een enorme kerel die goed kon tafeltennissen en buks schieten. Die gaf me altijd een mep. En ik hem een terug. Roept een van de volleyballers als hij voorbijkomt: ‘Trek niet zo’n gekke bek!’ Reageert hij met: ‘Ik kan lopen!’. En iemand met houten been kreeg als verjaardagscadeau sokophouders met spijkers.”
Met buikspieren
Nog altijd onder de indruk praat Ari over de zitvolleyballers. “Die gehandicapte sporters waren mentaal niet kapot te krijgen. Johan Reekers was een echte topper. Bij een potje zitvolleybal zijn gewone topvolleyballers kansloos. De zitvolleyballers sturen alles dankzij hun krachtige buikspieren en techniek.”
Boterhammen voor ‘s avonds
Ari en Astrid hebben geen kinderen. Hun leven was daar ook niet op ingericht. Zij vertelt: “Hij ging om halfacht de deur uit. Kwam hij tussen de middag thuis om warm te eten. En ik gaf hem boterhammen mee voor de avond. Anders zou hij niet eten. En dan was hij meestal niet voor half 2 thuis.” Ari: “Zij had ook haar eigen modezaak. Ben ook blij dat we het niet hebben gedaan.”
Droge Murphy
Bijna 40 jaar zijn Peter Murphy en Ari ’t hart bevriend. In 1982 maakten ze het boek “Speciale Bewegingsaspecten in Volleybal”. Op nationale en internationale wedstrijden analyseerden ze wat er nodig is om goed te volleyballen. Ari als specialist die het goed in beeld bracht. Peter met de analyse. Ari geniet als hij praat over Peter’s humor: “Sprak hij op een congres in Canada. Na een Rus die vertelde hoe ze trainingen gaven op 2.500 meter hoogte. Komt Peter en begint heel droog met de mededeling dat in Nederland getraind worden op 4,5 meter onder de zeespiegel.”
Geen veertien uur per dag meer
In 1976 gaat Ari naar Doetinchem om de dames van Orion te trainen, met onder andere de zusjes Raterink. Op een dag, ergens in het midden van het jaar 1980, besluit Ari voor zichzelf te beginnen: “Ik stop op één dag met alles: De Tubanten, Orion, het Nederlands zitvolleybalteam en ik ga weg bij de Universiteit en ITC.
Ik ga verder met uitvinden en kunst. Ik was altijd al een druk iemand. Ik wil wandelen in de polder en vliegvissen. Schilderen. En me helemaal wijden aan het ontwerpen van reels.” Het volleybal heeft hij niet meer gemist: “Als je zo lang veertien uur per dag met al die dingen bezig bent geweest, heb je het op een gegeven moment wel gezien. Dat werk voor een baas. En het volleybal ook.”
Vijftig jaar ontwikkelen
Wat stelt het nu eigenlijk voor: het maken van zo’n reel voor vliegvissen? Ari grijnst. “Twee dagen … en vijftig jaar”, waarmee hij maar aan wil geven dat je zonder zijn ervaring nooit tot zoiets kunt komen. Want, benadrukt Ari, het zijn ook geen serieproducten: van iedere reel is er maar eentje.
Vijf bypasses
In 2000 krijgt Ari een hartaanval. Of iets wat daarop lijkt. Op 1 december 2000 krijgt hij vijf bypasses. Zoals bij alles, heeft hij hier ook een mooi verhaal bij de hand: over de zoon van Ernest Hemmingway. “Jack heet die. Ik ontmoette hem de eerste keer toen we in Chili, in Patagonië, met een privévliegtuig gingen vissen. Hij schrijft ook boeken en is beroemd. We spraken af elkaar opnieuw te zien. Maar ik hoorde niks meer. Later bleek dat hij precies op dezelfde dag ook vijf bypasses had gehad. Hij is daarbij overleden. Ik ben er doorheen gekomen. Bijzonder, hè? En je weet dus ook dat het zo afgelopen kan zijn.”
Nieuwe hartklep
In 2007 krijgt Ari nog een nieuwe hartklep. Hij lijkt te twijfelen of hij die wel nodig had. De man met het grijze staartje voelt zich kiplekker. Is nog lang niet klaar met het leven en al helemaal niet klaar met het vertellen van wie hij allemaal heeft ontmoet en wat hij allemaal heeft meegemaakt.
Museum met 375 reels
In het Canadese Calgary is een speciaal Ari ’t Hartmuseum. Daar zijn 375 van door hem ontwikkelde reels te zien. Ari vertelt hoe hij ‘geknuffeld’ werd door de groten der aarde. “Je kunt je niet voorstellen hoe groot dat vissen is in de wereld. Jimmy Carter heb ik zo ontmoet. En voor George Bush heb ik een speciale reel gemaakt. Kijk, de bedankbrief heb ik nog. De mooiste dingen heb ik meegemaakt met Bobby Knight. Hij is een van de succesvolste basketbalcoaches in de VS ooit. Als vrienden hebben we van alles uitgehaald op onze gezamenlijke visreizen op plekken waar een normaal mens nooit van zijn leven mag komen.”
Ook schaduwkant
Genoten heeft hij daarvan. “En dat doe ik nog steeds. Er is wel een schaduwkant. Ik ben zakelijk niet zo heel slim en handig. En heel veel van die beroemde mensen zijn wel lief en aardig, maar als het op betalen van de bestelde reels aankomt, geven ze nogal eens niet thuis. ‘The cheque is in the mail’, heet het dan. Niet dat ze allemaal zo zijn hoor: Joe Cocker betaalde bijvoorbeeld wel. Omdat ik mijn eigen zwakte ken, heb ik ook al een aantal keren iemand ingehuurd om mijn zakelijke belangen te behartigen. Maar daarin heb ik helaas ook altijd de verkeerde keuze gemaakt. Daardoor ben ik in de jaren zeventig zelfs bijna een keer op een haar na failliet gegaan. En ik moet op mijn leeftijd nog wel altijd werken. Want voor pensioen heb ik niet kunnen zorgen.”
22 beste ontwerpers
Ari laat zien hoe hij in 2011 op een congres in San Francisco werd uitgenodigd. Onderdeel van de 22 beste ontwerpen van de wereld. “Lieten ze om te beginnen zien hoe ik uit ergernis over een lelijke rolstoel er eentje had ontworpen, waarvan de mensen zeggen ‘Hé, wat een mooie stoel’. En daarna pas iets over de beperking van de persoon die erin zit. Dat vind ik mooi. Ze lieten op die manier zien hoe belangrijk vorm is. Dat het belangrijk is om iets mooi te kunnen vinden. Mijn vader zei al altijd: “Je leeft zo kort en je bent zo lang dood.”
Geweldig dat passen
Ari ’t Hart gaat naar de bijeenkomsten van de Volaren. Vindt het mooi om daar oude bekenden tegen te komen. En gaat dan ook naar wedstrijden van het Nederlands Team. En volgt ze op de televisie. “Het spel is wel heel erg veranderd. Ik vind dat het er door al die regels niet leuker op geworden is. Het is allemaal wel heel specialistisch. Maar het is indrukwekkend om te zien wat ze allemaal kunnen. Weet je wat ik het meest bijzondere vind? Het stoppen van de bal. Dat ze die enorm hard geslagen ballen naar het net toe kunnen brengen of het niks is. Dat konden wij niet. En als de bal dan niet goed bij de spelverdeler komt, is die in heel veel situaties nog in staat om er een goede set-up van te maken.”