Pas na Enorme rel naar de Spelen van 1964
Rob Groenhuijzen maakte deel uit van het Nederlands team, dat voor in 1964 deel nam aan de Olympische spelen van Tokio. Het Nederlands team stond toen onder leiding van trainer/coach Henk Blok. Het was de eerste keer, dat op de Olympische Spelen volleybal werd gespeeld. Hier onder beschrijft hij zijn ervaringen van de Spelen 1964.
Maar voor dat Nederland naar de Spelen in Tokio mocht was er een enorme rel met het NOC aan vooraf gegaan. Wat was er gebeurd? De Internationale volleybalbond en het IOC hadden beslist, dat op de Spelen elk continent vertegenwoordigd moest zijn. Daarbij werd beslist, dat West Europa, zijnde een van de zwakkere werelddelen ook een land mocht afvaardigen naast de zes sterkste landen uit Oost Europa. Voor West Europa kwamen vier ploegen in aanmerking t.w. Turkije, Frankrijk, Italië en Nederland. Turkije en Frankrijk zagen af van het kwalificatietoernooi, waardoor Italië en Nederland om een plaats voor Tokio moesten spelen. Dat gebeurde in Brussel in januari 1964. Nederland won met 3-2 en mocht van IOC en FIVB naar de Spelen.
Maar het Nederlands Olympisch Comité accepteerde de kwalificatie niet. De volleybalwereld was woedend en uiteindelijk bemoeide de hele sportwereld zich met het conflict. Volleybal werd ineens bekend. Het NOC besliste zes weken later dat Nederland alleen naar de Spelen mocht als men het in Hengelo te houden toernooi om het West – Europees kampioenschap zou winnen. Nederland bereikte de finale; Frankrijk werd de tegenstander. De belangstelling voor die wedstrijd was enorm en zelfs de televisie (NTS) zond de wedstrijd uit. Er werd massaal gekeken (er was toen maar één kanaal). Nederland won met 3-1. Maar het slot hebben de televisiekijkers nooit kunnen zien, want halverwege de vierde set werd de uitzending om 17.00 uur afgebroken voor het kinderprogramma. Een nieuwe rel was geboren, want duizenden kijkers belden boos de toenmalige NTS op. De enorme heisa rondom dit toernooi bracht volleybal zodanig in de belangstelling, dat het ledenaantal van de bond een enorme impuls kreeg: van 30.000 in 1964 naar bijna 40.000 leden in 1966. In de archieven is nog het beeldmateriaal van de laatste minuut tegen Frankrijk bewaard.
En dan hieronder de ervaringen van Rob Groenhuijzen van de Spelen van 1964.
Olympische Spelen 1964
Inleiding
In 1964 bereikte Nederland via het toernooi om het West – Europees kampioenschap de Olympische Spelen in Tokio. Volgens de regels van het Olympisch Comité mocht 1 land uit West-Europa meedoen. De belangrijkste tegenstander was Frankrijk en in Hengelo bereikten we met 3-1 de kwalificatie.
In die tijd werd het volleybal gedomineerd door de staatsamateurs van Oost-Europa. Op Europese en wereldkampioenschappen kwamen Westerse landen op de plaatsen 11 en lager. We waren nog echte amateurs. Dat bleek bijvoorbeeld uit het toegenomen aantal blessures die er kwamen omdat we enthousiast 4 of 5 keer per week gingen trainen in de aanloop naar de Spelen zonder dat we aan krachttraining deden.
De Spelen
Aangezien elk Continent op de Spelen een of meer teams leverde waren er zwakke broeders bij en konden we voor het eerst denken aan een verrassing:
bij de eerste 5 of 6 bijvoorbeeld.
Te weinig opgewassen tegen de opgeklopte aandacht in eigen land, de entourage van duizenden supporters in het Japanse stadion en een speelveld met een ‘immense ruimte’ erom heen, speelden we in de eerste wedstrijden te gehaast en zonder enig plan. We dachten de eerste ontmoeting onnodig verloren te hebben van de VS (0-3) maar de essentie was:
het wennen aan het spelen van wedstrijden in een groot stadion onder druk van zelf opgelegde prestatie-eisen.
De wedstrijden tegen Tsjechoslowakije, Sovjet-Unie, andere grootmachten uit Oost- Europa en gastland Japan gingen kansloos verloren en de eerste winst uit de wedstrijd tegen Brazilië (3-2) gaf moed en tegelijkertijd de rust om de eigen positie in perspectief te zien. Na 3 wedstrijden speelde Nederland verder buiten Tokio en de zalen waren kleiner met aanzienlijk minder publiek. We gingen met elkaar de wedstrijden voorbereiden en zouden zelfs voor een verrassing kunnen zorgen. De laatste wedstrijd ging tegen Hongarije, dat een slecht toernooi achter de rug had en gedemotiveerd was. We wonnen de eerste set en de Hongaren gingen op dezelfde ongeïnteresseerde wijze in de tweede set verder. Vervolgens greep het hoofd van de scheidsrechterscommissie in. De Rus praatte met de hoofdscheidsrechter en vanaf dat moment was alles dat Nederland deed met de bal fout. Hongarije moest zesde worden (op basis van sterkte terecht) en zich daarmee plaatsen voor de volgende Olympische Spelen. Anders hadden wij die positie veroverd. Nu werden we 8e.
De nawerking
Japan was in die tijd geen volleybalgrootmacht, maar met een ijzeren discipline en dag en nacht met volleybal bezig zijn, kwamen zij in Tokio naar de top. De dames wonnen en de heren werden derde.
De snelle inhaalrace van Japan kwam door de verandering van de techniek. De Japanse heren speelden voor het eerst de pass onderhands. Geen enkel ander land deed dat in 1963/4. Mede door technisch begeleider Leo van Hal begon Nederland na de wereldkampioenschappen in 1963 direct met het onderhands passen en dat maakte de kloof tussen de Oost-Europese wereldtop en de rest kleiner. Ieder land moest dit onderdeel gaan beoefenen. Een anekdote daarbij is dat Frankrijk dit een onesthetische verandering vond en doorging met bovenhands passen. Pas in 1967 verordonneerde de Franse Bond dat elke bovenhandse pass moest worden afgeblazen om iedereen op één lijn te krijgen met het internationale spel.
Tijdelijk liepen Nederland en ander landen uit de posities 10 tot 20 van de wereld de achterstand in maar na een vijftal jaren was de pikorde in het wereldvolleybal hersteld.